Tristan en Isolde zoals je ze nog nooit zag

Een middeleeuws verhaal in een bijzondere omhelzing tussen zang, muziek, beeldend theater, poppenspel, dans en ontwerp. Carolyn Sampson en Cappella Amsterdam brengen ‘Tristan en Isolde’ in een nooit geziene cross-over.

Renske Smorenburg

‘Le vin herbé’ van de Zwitserse componist Frank Martin (1890-1974) is vernoemd naar de ‘kruidenwijn’ die in het middeleeuwse epos de liefde smeedt tussen Tristan en Isolde. Beiden zijn voorbestemd om met een ander te trouwen, maar door een speling van het lot drinken ze de liefdesdrank en worden ze hopeloos verliefd op elkaar.

De kameropera over de tragische geliefden is de tegenpool van Richard Wagners vijf uur durende opulente uitvoering. Vergeleken met Wagners gigant steekt Martins ‘wereldlijke oratorium’ intiem af. Maar Martins hypnotiserende compositie en het aangrijpende verhaal smeken ook om een multidisciplinaire uitvoering en een bijzondere podiumopstelling. In een raamvertelling bestaande uit 22 tableaus worden de verhalen van Tristan, Isolde en hun voorbestemde geliefden Branghien en koning Mark verteld. Steeds weer lijkt het perspectief te wisselen van een vertelling naar een beleving. Enter: 2 solisten (Carolyn Sampson en Thomas Walker), 24 koorleden, 8 muzikanten en 6 dansers. Ulrike Quade tekent voor de regie, Emio Greco en Pieter C. Scholten voor de choreografie en het kunstenaarsduo Wandschappen voor een geanimeerd decor.

Hoe hebben jullie elkaar gevonden?

Ulrike Quade (regisseur): ‘Toen dirigent Daniel Reuss me vroeg als regisseur voor “Le vin herbé”, twijfelde ik geen moment. Zo’n samenwerking tussen een kamerkoor, een dansgezelschap en ons poppentheater bewees ook eerder al goed te werken.’

Daniel Reuss (dirigent): ‘Het verhaal vraagt gewoon om een regie. Ja, je kunt een koor een dans laten doen of een pirouette laten draaien op het toneel, maar dan gaat er te veel van de klank verloren - en het is een heel subtiele partituur. Dus samen met Ulrike Quade ontwikkelden we een concept waarbij de muziek niet aangetast wordt. Het dansgezelschap ICK past perfect in dit plaatje.’

Jullie werken ook met bijzondere beelden op scène.

Quade: ‘In “Le vin herbé” is de muziek leidend. Het is de basis voor alles wat wij maken daarop. De beelden vallen dus samen met de muziek en begeleiden de muziek.’

Reuss: ‘Die beelden werken erg goed en kloppen helemaal. In de tijd dat Martin het stuk schreef, had hij zelf houtsneden als illustraties uitgezocht. Het gebruik van beelden geeft de voorstelling ook nu weer iets archaïsch en ritueels, net zoals toen.’

Waarin zit de blijvende aantrekkingskracht van dit verhaal?

Quade: ‘De voorstelling bestaat uit drie delen: de toverdrank, het bos en de dood. Al in deel 1 zingt het koor dat de liefde fataal zal eindigen. In het tweede deel zijn Tristan en Isolde de zangers op het toneel en beelden de dansers hun innerlijke twijfels over de liefde en hun angsten uit. Het derde deel gaat over de dood. Omdat die aangekondigd is, komt die niet als een verrassing. De surprise zit hem in het thema dat de liefde groter is dan de dood. In die zin is dit geen triest maar een hoopgevend verhaal.’

Reuss: ‘In de epiloog zegt de verteller dat hij het verhaal heeft verteld aan alle geliefden op aarde opdat ze er troost in kunnen vinden tegen alle pijnen van de liefde. Wat een boodschap!’