Terug naar de basis
Vanessa Porter
Ik ben opgegroeid met geluid. Mijn vader heeft een eigen drumschool, naast ons ouderlijk huis. Van ’s ochtends tot ’s avonds werd het wijdste klankenaanbod door de muren geblazen. Jazz, soul, funk, maar ook samba of klassieke percussie. Ik volgde les bij mijn vader, maar was geen ijverige leerling. Ik hoefde ook niet te studeren. Ik ging gewoon in de woonkamer zitten en nam de klanken in me op. Ze bleven plakken.
Als je 18 of 19 bent, is het vanzelfsprekend om jezelf de vraag te stellen: wat wil ik nu eigenlijk doen? Maar ik heb die vraag nooit moeten stellen. Ik was verliefd op de muziek. Er was zelfs geen plan B. Samen met mijn zus, die dezelfde woonkameropleiding genoten had, vormde ik een duo dat al snel lokale wedstrijden won. Samen gingen we naar het conservatorium, en tot op vandaag treden we samen op. Met haar breng ik het standaardrepertoire. Bewerkingen van Bach, Debussy of Ravel. Muziek die heel diep in mijn hart zit. Solo ben ik meer bezig met hedendaagse muziek. Een concept. Het vertellen van een verhaal.
Percussie gaat niet over luid, luider, luidst. Het is meer een verzameling van geluiden. Niettegenstaande ben ik opgegroeid in een luide omgeving. Als ik studeerde, waren het ook grote werken, waar je veel, snel en vooral luid moest spelen. Een explosie van percussie. Ik heb daar enorm van genoten. Maar ik ontdekte na mijn studies al snel dat er een ander gamma aan geluiden bestond. Toen de coronapandemie de wereld opslokte, stond ik nog maar net op eigen benen. Als artiest werd ik gedwongen om terug te vallen op mezelf, om mezelf terug te leren kennen. Op mijn eerste album ‘Cycle.Sound.Color.’ gebruik ik daarom veel kleine, fragiele geluiden. Ik hield er enorm van om daarmee bezig te zijn. Ik leerde dat het niet gaat over het maken van één groot geluid, maar over een verzameling van allemaal kleine geluidjes. Het heeft ook veranderd hoe ik naar de wereld kijk. We moeten zorg dragen voor de kleine dingen van elke dag. Soms rennen we door het leven zonder stil te staan en te luisteren. En dat is net wat ik probeer te doen in mijn muziek.
Net daarom maak ik ook graag gebruik van mijn eigen lichaam als percussie-instrument. Het is een manier om terug te keren naar de basis. In ‘Silence Must Be’ van Thierry De Mey is het lichaam ook de basis van het werk. Ook al maak je eigenlijk vooral geen geluid. Het is meer een dans, een pantomime. Ik voel mezelf meer dirigent dan percussionist tijdens dat werk. Het verschilt zo heerlijk van wat mensen verwachten te zien op een concert van een solopercussioniste. Alleen al daarom hou ik er van.
‘Le corps à corps’ van Georges Aperghis is dan weer iets helemaal anders. Hoewel de componist het schreef als een muzikale verklanking van een autorace, voelt het voor mij helemaal anders. Ik heb dan ook niets met auto’s. Het doet me eerder denken aan het gevoel alsof ik nagezeten word door een mysterieuze schaduw. Je voelt de dreiging in de bewegingen en de muziek. Het voelt heel improvisatorisch, maar elke noot en elke beweging staat in de partituur. Ik denk dat iedereen het gevoel kent dat je iets gehoord hebt, terwijl je zeker bent dat er niets is dat lawaai kan maken.
Het concert eindigt met een uitvoering van Rebecca Saunders’ ‘Dust’. Het is een groot werk dat iedereen op zijn manier kan brengen. Natuurlijk zijn er dingen vastgelegd. Het werk telt bijvoorbeeld zeven delen, maar als uitvoerder mag je bijvoorbeeld al kiezen in welke volgorde je de zeven delen brengt. Soms staat er heel duidelijk bij welk instrument op welke toonhoogte moet spelen. Maar evengoed staat er een beschrijving van hoe de geproduceerde klank ongeveer moet klinken. Dan mag je zelf op zoek gaan naar een voorwerp, of een combinatie van voorwerpen, die volgens jou die klank tot leven brengt. Daarom klinkt elke uitvoering anders. Je kan zelf, door het materiaal, kiezen welke lijn de nadruk krijgt, in het spotlicht wordt gezet.
Percussie gaat over het verzamelen van geluiden. Ik geloof dan ook dat alles een instrument kan zijn. Een blad papier is op zich geen instrument, maar je kan het wel behandelen als een instrument. Kinderen zijn daarom veel rijker: zij zien muziek in alles op zich heen. Het neemt het hele idee weg dat klassieke muziek enkel iets is voor de elite. Muziek is niet iets onbereikbaars, dat je enkel kan maken als je genoeg gestudeerd hebt. Het is een emotie, die je op een of andere manier tot leven brengt. Jouw ideeën, jouw muziek. Ieder van ons kan een muzikant zijn.