Beste muziekliefhebber,
‘De man liet zich zo meeslepen door ziedende haat dat hij de viool uit alle macht op de grond smeet en er met zijn zware, leren laarzen op stampte. Het instrument – versplinterd, vermorzeld, tot brokstukken gereduceerd – slaakte vreemde doodskreten, die zelfs in het woud van de meedogenloze jagers geen enkel stervend dier zou uitstoten.’
Uit deze turbulente openingsscène ontvouwt de Japans-Franse auteur Akira Mizubayashi in zijn roman ‘Versplinterde ziel’ een hartverwarmende lofzang op de helende en verbindende kracht van muziek.
De ‘ziel’ uit de titel is het breekbare houten stokje (de ‘stapel’) dat in de viool tussen bovenen onderblad geklemd zit en dat het instrument laat klinken. Met engelengeduld en een grote ambachtelijke kennis slaagt Mizubayashi’s hoofdpersonage erin om de vertrapte viool te herstellen. Creativiteit, kwetsbaarheid en volharding overstijgen brute kracht. De symboliek mag – vooral in deze tijd – duidelijk zijn. Muziek bezit die zeldzame gave de luisteraar rechtstreeks in het hart – of de ziel? – te raken, niet gehinderd door (anders)talige obstakels. Ze verbindt mensen over de tijd heen – in ‘Versplinterde ziel’ zelfs over de dood heen. Ze overstijgt fysieke en geografische grenzen en heeft lak aan ideologische en sociale verschillen.
Ook in seizoen 24 | 25 biedt Muziekcentrum De Bijloke zich met veel goesting aan als inspirerende ontmoetingsplek. Waar muziek je kan onderdompelen in schoonheid, je tot nieuwe inzichten kan brengen of je gedachteloos kan laten genieten. Van harte welkom!
Geert Riem | Algemeen directeur
Jaren geleden was een concertzaal voor artistiek coördinator Tom Janssens gewoon een doodsaai of bloedmooi gebouw. Intussen is er subtiel iets gaan verschuiven, en is het iets heel anders geworden.
Het woord ‘spitsmuis’ komt doorgaans niet in het vocabulaire van een concerthuis voor. En toch kan zowat elke medewerker van ons Muziekcentrum je iets vertellen over dit wonderlijke beestje. Dat de spitsmuis een insecteneter is en geen knaagdier, hoewel het er qua uiterlijk wel op lijkt. Bovendien, zo zullen we er prompt aan toevoegen, is de naam misleidend: spitsmuizen hebben niks van doen met muizen, zijn nauwer verwant aan de egel. Sommigen zullen nog een weetje opscharrelen over hun voortplantingsorgaan, al laten we dat hier liever buiten beschouwing.
Waar al die vrolijke, nutteloze kennis vandaan komt? Natuurlijk, zou ik bijna zeggen, weten we dit dankzij een concert. Toen de Franse contrabassist Florentin Ginot enkele seizoenen geleden onze concertzaal aandeed met een fenomenaal recital, trippelde het zoölogische leven van de Bijlokesite op een wel zeer opzichtige manier naar binnen. Nog tijdens Ginots welkomstwoord zorgde een curieus spitsmuisje op de scène voor onnodige ophef en onverwacht jolijt. Het concert zelf had verder niet te lijden onder de gebeurtenis, maar wees er maar zeker van dat de woorden ‘contrabas’ en ‘spitsmuis’ in de hoofden van ons team voor immer aan elkaar verklonken werden.
Ik was dit frivole voorval al bijna vergeten, totdat het onlangs weer ter sprake kwam in een gesprek met harpiste en bio-ingenieur Jenna Vergeynst, vanaf seizoen 24 | 25 onze Gangmaker ecologie. Op de vraag welke plotlijnen zij wilde uitzetten binnen haar thema had ik een hoopvol antwoord voorspeld over groen reizen, duurzame energie, recycling of zeehondjes redden. Verrassend genoeg gaf Jenna aan om, heel precies, de diversiteit aan levensvormen in, rond en om het Muziekcentrum voor het daglicht te willen brengen. Meteen flitste het spitsmuisje van Ginot weer in alle vrijpostigheid mijn gedachten binnen.
Complex web
Had mij een jaar of vijf geleden gevraagd wat een concertzaal was en ik wist het antwoord wel. Een ruimte waarin, in artistiek optimale omstandigheden, musici een concert kunnen houden en waar luisteraars van live uitvoeringen kunnen genieten. Zo ongeveer zou mijn antwoord hebben geluid. Intussen ben ik daar niet zo zeker meer van. Hoe meer ik vertrouwd raak met het reilen en zeilen van ons Muziekcentrum en hoe beter ik het unieke, historische kader ervan leer kennen, hoe dieper het besef groeit dat een concertzaal een levendig, levensecht ecosysteem is. Natuurlijk is elk concert ‘gewoon maar’ een openbare muziekuitvoering, en staan na het wegsterven van de laatste noot technici en vrijwilligers klaar om het podium op te breken en de zaal te klaren. Toch is er ook een andere kant aan dit verhaal. Een waar de ervaringen, stemmen en bewegingen van alle betrokkenen – artiesten én zaalpersoneel, luisteraars én spitsmuizen – een rol in spelen. In de woorden van gangmaker Jenna zou je kunnen spreken van een ‘Zoöp’, een woord dat ik voorheen niet kende. Een Zoöp is een organisatie met aandacht voor de stemmen en belangen van alle ‘zoë’ (Grieks voor ‘leven’).
Veel aan dit woord zet me aan het denken. De wetenschappelijke nadruk van het begrip Zoöp ligt op aandacht voor biodiversiteit en het welzijn 13 van dieren, planten, schimmels en microben. Maar je zou het begrip ook anders, ruimer kunnen bekijken. Misschien is een concertzaal ook een ecodiverse organisatie in die zin dat ze onderdak verleent aan een complex web van partijen, culturen, spelers en waarden. Hoe ver je zoiets kan doordenken, viel me op tijdens een concert van het Australian String Quartet, dat onlangs de première bracht van een nieuw werk, gebaseerd op Aboriginaltradities. De inheemse zangeres van dat stuk bracht, voorafgaand aan de uitvoering, hulde aan een lange lijn van voorouders: niet die van haar, maar die van ons, het publiek. Zonder hen, zo legde ze heel ontroerend uit, zouden wij hier niet zitten om in een mooie zaal naar haar muziek te mogen luisteren. Zo raak, zo juist, zo vergaand had ik het nog nooit bekeken.
Fruitboomrassen
Op deze manier is ons Muziekcentrum niet alleen een ecologische Zoöp, maar ook een coöperatiemodel voor artistieke belangen, tradities en stemmen uit heden én verleden. De unieke, zeldzame fruitboomrassen op de Bijlokesite zijn er dus even echt als de stuivende jazzritmes op onze Bijloke Wonderlandconcerten. De eeuwenoude houten balken in onze concertzaal net zo actueel als de opwindende geluiden op Ear To The Ground. Die ene vertolking van Bach op dezelfde wijze origineel en onherhaalbaar als de verzamelde bijen- dans van ons concertpubliek. De spitsmuis – waar haar holletje tegenwoordig ook mag zijn – evenveel bewoner als de trouwste bezoeker.
Je zou de parallel nog wat kunnen aanscherpen. Als duurzaamheid gaat over het beperken van de negatieve menselijke impact op de natuur, kan een concertzaal nog verder gaan: richting regeneratie, richting meer teruggeven dan nemen. ‘Stilstand is de doodsteek voor elke levende kunstvorm’, zo schrijft de Schotse musicologe Kate Molleson in haar alternatieve muziekgeschiedenis ‘Sound Within Sound’. Niet toevallig bedient ze zich van ecologische beeldspraak. ‘De bestendigheid van het hele ecosysteem rond klassieke muziek is zowel gebaseerd op het omarmen van de meest gewaagde en originele geluiden, als het nieuw leven inblazen van oude, geliefde klanken.’ Jaren geleden was een concertzaal voor mij een doodsaai of bloedmooi gebouw, en had ik daar verder niet veel gedachten bij. Intussen is er subtiel iets gaan verschuiven, en bekijk ik ons Muziekcentrum liever als een organisme. Iets zoals een boom, zeg maar. Het idee dat een concertzaal leeft, ook nadat het concert voorbij is en de laatste technicus het licht heeft uitgedaan, stemt tot nederigheid. Onbeweeglijk is duidelijk niet gelijk aan onbewogen. Nogmaals Molleson: ‘Een gezonde muziekcultuur hangt af van wie er speelt, wie er luistert, wie erdoor geraakt wordt.’
Je zou het anders kunnen zeggen: een concertzaal is begaan met wie haar leven geeft en wie haar in leven houdt. Deze zaal zal nooit meer ‘een gebouw’ voor me zijn, zelfs niet als ik dat wilde. En daaruit volgt dat de muziek die er klinkt altijd méér dan zomaar muziek kan zijn. Welkom in Muziekcentrum De Bijloke.
Tom Janssens | Artistieke coördinatie