Verborgen diepten
Een column van Melissa Portaels
Infinitesimaal (In·fi·ni·te·si·maal). Wat een prachtig woord! In de wiskunde verwijst de term naar oneindig kleine grootheden, oftewel: ‘oneindigsten’ van het kleinste reële getal, groter dan nul. Ik ontdekte het woord nog maar pas, hetzij in een andere context: in een programmanotitie bij de compositie ‘Amers’ (1992) van de Finse componiste Kaija Saariaho. Musicoloog Peter Szendy schrijft daarin dat Saariaho zich in de infinitesimale aspecten van geluid verdiepte. Onmiddellijk verbeeldde ik me hoe de componiste een klank uit de lucht greep en onder de microscoop plaatste, zich verwonderend over de binnenkant van de klank. De poëtische gedachte waarin Saariaho de oneindig kleine deeltjes die het karakter van een klank bepalen tussen twee objectglaasjes vangt, observeert en vervolgens in haar muziek opnieuw aan ons presenteert, raakte mij. Alsof haar muziek, als je goed luistert, een geheim verklapt.
Ik blijf graag nog wat vasthouden aan mijn fantasie, want die blijkt niet eens zo ver van de realiteit af te staan. Aan het IRCAM, het in Parijs gevestigde instituut voor klankonderzoek, kon Saariaho met behulp van computeranalyses klanken helemaal ontleden. Vaak vormden die analyses de basis voor verschillende compositorische beslissingen, zoals de harmonie van een stuk, de keuze voor bepaalde instrumenten, speeltechnieken of dynamieken. Ze genereerden vaak ook materiaal voor de elektronische partij van een stuk.
Bij het componeren van ‘Amers’ dook Saariaho diep in de klank van de cello. In dat werk, schrijft Saariaho, navigeert de cello op de klankenzee van het ensemble en de elektronica. De titel, die Saariaho van de Franse dichter Saint-John Perse leende, is ook een Franse term uit de scheepvaart, waarmee naar oriëntatiepunten op zee, zoals boeien en vuurtorens, verwezen wordt. Met zijn melodische en lyrische eigenschappen bepaalt de cello meestal zelf de koers, maar bij momenten wordt hij ook door de zee gedragen of gestuurd. De dialoog tussen solist, ensemble en elektronica doet denken aan een concerto. Bijzonder is hoe de drie componenten in elkaar hechten: een beweging in één van hen, wordt onmiddellijk opgepikt, bijgestuurd of beantwoord door de andere. Er is daarin een glansrol weggelegd voor de elektronica, die volledig uit celloklanken werd opgebouwd en zo voor een sterke verbinding zorgt tussen de cello en het ensemble, waar verder geen strijkers in aanwezig zijn. Op die manier vertrekt alles telkens weer vanuit datzelfde kiempje, die ontleedde celloklanken, of voor wie wil: vanuit de verborgen diepten van de zee.
Melissa Portaels is stafmedewerker bij MATRIX [Centrum voor Nieuwe Muziek]. Ze schrijft haar columns bij deze concertreeks op vraag van Muziekcentrum De Bijloke.