Meer dan het blad
Een column van Nicolaas Cottenie
Improvisatie is altijd een belangrijk deel geweest van mijn muzikaal DNA. Wat begon met een project rond klezmermuziek mondde uit in een onderzoeksproject waar ik nog elke dag mee bezig ben. Want hoe je het ook draait of keert: in elk genre keert improvisatie terug. Zelfs bij de uitvoering van klassieke muziek wordt altijd van de muzikant verwacht in het moment iets toe te voegen – ook al is dat aspect misschien niet het meest prominente. Een fascinerende manier om elke dag met muziek bezig te zijn.
Tijdens mijn jazzstudies aan het conservatorium van Antwerpen verdiepte ik me, net als mijn medestudenten, in bebop. Niet dat die muziek me niet raakt, maar ik was na enkele jaren toch op zoek naar iets anders. Toen de Roemeense en Griekse traditionele muziek op mijn pad kwamen, was ik meteen getriggerd door de geavanceerde harmonieën van de eerste en de verfijnde melodieën van de tweede. Ik herbeleefde de spanning die ik voelde toen ik voor het eerst klezmer hoorde en wist: hier moet ik meer mee doen.
Toen ik begon met Halva, maakte ik er een erezaak van om eigen composities te spelen. Want ooit moet toch iemand die eeuwenoude melodieën hebben bedacht, gecomponeerd, doorgegeven? Traditionele muziek draait om veel meer dan enkel de noten op het blad. Een melodie of een harmonie kan op heel veel verschillende manieren spontaan worden veranderd – dat is het soort improvisatie waar het hele spel om draait, en dat kan je alleen op een samenhangende manier doen als je de stijl door en door kent. Vergelijk het met de basso continuo onder een partituur van Bach, of een real book voor jazzmuzikanten: zonder kennis van zaken zijn dat ook maar bolletjes op een blad papier, terwijl ze voor de muzikant een wereld aan informatie openen. Iemand die de Roemeense of Griekse stijl beheerst, leest z’n partituur en ziet mogelijkheden, keuzes: welke frasering hij of zij kan toepassen, hoe de noten moeten klinken, welke versieringen waar kunnen. Zonder dat we daar expliciet naar vragen. Dat is de schoonheid van die muziek.
‘Musafir’ betekent twee dingen: het tonen van openheid naar gasten, maar evengoed de kwetsbaarheid van een nieuwkomer op zoek naar gastvrijheid. De meeste mensen vinden het niet leuk om zich kwetsbaar op te stellen, net zoals de meesten vrezen om ergens niet welkom te zijn. Terwijl je als mens maar mens kan zijn in relatie tot de anderen. Ergens te gast zijn, je overgeven aan je gastheer, is enorm verrijkend. Voor alle partijen. Verrijkend is daarbij niet altijd synoniem met aangenaam, en net die tweespalt probeer ik in de muziek te stoppen. Mijn compositie ‘Solitude’ duurt bijvoorbeeld ontzettend lang – net iéts te lang. Dat is geen toeval, want ook eenzaamheid kan soms langer duren dan je wil.
Voel je het tijdens het concert een beetje wringen? Stel jezelf dan even de vraag waarom. Laat je raken door wat je hoort, en wees niet bang om meer te willen.
Nicolaas is violist, componist en muzikaal leider van Halva. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke.