"We hebben het publiek nodig. Nu"
Chef-dirigent Kristiina Poska kijkt samen met ons huisorkest Symfonieorkest Vlaanderen uit naar het komende seizoen. Genoeg gerepeteerd, gestreamd en opnames gemaakt. Poska wil vooruit, de zaal in. Opnieuw naar de essentie: de ontmoeting met een aanwezig, levend publiek.
Kristiina Poska heeft veel tijd in Gent doorgebracht in het corona-jaar. In september 2020 mocht ze de vernieuwde zaal openen onder luid applaus van een noodgedwongen minimaal publiek. Maar daarna werden zowat al haar engagemen- ten opnieuw geannuleerd. Dat creëerde ruimte – niet alleen in het hoofd, maar ook in de agenda – om achter de schermen intensief verder aan de weg te timmeren met Symfonieorkest Vlaanderen.
Poska’s plannen voor een Beethoven-integrale kregen tijdens de lange lock- down een vliegende start. Maar liefst vier van de negen symfonieën belandden al op plaat. ‘Door de lockdown kregen we de kans om veel meer in de diepte te werken’, vertelt ze nu. ‘Er was tijd voor details, voor focus. Ondanks alle ellende had de lockdown voor ons ook voordelen.’
En intussen werd Gent, naast Tallinn, steeds meer een thuis voor Poska. ‘Ik hou enorm van de stad en van de mensen. De Bijloke is voor mij een symbool voor de hele stad: er heerst hier een enorm grote verbondenheid met de geschiedenis.’
Het afgelopen jaar was een bewogen tijd. Welke lessen heb jij uit de pandemie getrokken?
‘Het begin van de pandemie was voor mij, net zoals voor iedereen, een grote schok.
Maar op persoonlijk vlak was het ook een beetje een opluchting. Ik kreeg de kans, voor het eerst sinds jaren, om tot rust te komen en te reflecteren. Het deed me beseffen hoe fijn het is om meer tijd te hebben om projecten voor te bereiden. Die extra mentale ruimte beviel me.’
‘Het was een goed moment, denk ik, om essentiële vragen te stellen. Hoe doen we dit? Is het goed zoals het draait, of kan het anders? Is het misschien zinvol om minder te doen en meer kwaliteit te zoe- ken in wat we wel doen? Als je meedraait in de machinerie van de muziekwereld heb je eigenlijk nooit tijd om te stoppen en na te denken.’
Hoe hebben jullie de pandemie als orkest proberen te overbruggen?
‘De pandemie begon voor ons met vier maanden van complete stilte. Ik was bezorgd over de impact daarvan. Ik hoorde verhalen uit andere orkesten, over muzikanten die hun motivatie verloren en stopten met oefenen. Ons eerste project in juli vorig jaar voelde als een test: hoe zal dit gaan? Lukt het ons om met die onderlinge afstand te werken? Vinden we elkaar?’
‘Voor mij was dat eerste project een positieve verrassing. Spelen met afstand bleek soms ook een voordeel. Opeens hoorde ik individuele kwaliteiten naar boven komen, die je anders nooit opmerkt. Ondanks alle moeilijkheden was er een enorme motivatie. De wil om te spelen, de essentie van een muzikantenleven, was op- eens nadrukkelijk aanwezig. We speelden toen de “Zevende symfonie” van Beetho- ven en het voelde als een groot feest.’
Je koos voor Beethoven als rode draad door je dirigentschap bij het orkest. Waarom?
‘Ik wist snel dat dit de muzikanten zijn waarmee ik Beethoven wil doen. Hun geluid is heel transparant, helder, flexibel en slank. Tegelijk zit er ook veel kracht
in. De klank van het orkest heeft een duidelijke kern, waarmee je diepe emoties kan aanboren. Die combinatie is voor mij ideaal om Beethoven uit te voeren. Je hebt enerzijds die sprekende, lichte kant en anderzijds die niet-aflatende, stuwende kracht.’
Je hebt het afgelopen jaar al vier Beethoven-symfonieën kunnen opnemen met het orkest: bijna halfweg! Doet Beethoven jou ook groeien als dirigent?
‘Met Beethoven leer je altijd bij. Mensen zeggen dat je uit je eigen levenservaring en je eigen emoties moet putten om leven te geven aan de muziek. Maar bij Beethoven heb ik altijd het gevoel gehad dat het ook in de omgekeerde richting werkt: Beethovens muziek leert ons belangrijke levenslessen. Hoe diep je ook zit, verlies nooit de hoop. Kijk naar het licht, ga naar het licht, want het licht is er. Dat resoneert bij mij heel erg. Tijdens de pandemie voelden we ons als muzikanten allemaal erg kwetsbaar.
We misten perspectief. Beethoven gaf me in die periode kracht en levenslust.’
Dirigeren is een sociale activiteit: je verbindt de muzikanten met elkaar en met het publiek. Heb je die sociale rol erg gemist?
‘Het is vooral de muziek zelf die voor die verbinding zorgt. Maar je moet inderdaad kunnen samenkomen om die connectie te kunnen voelen. Het was voor ons heel waardevol dat we konden repeteren en opnames maken, maar toch voelden
we al snel dat het publiek een cruciale factor is. We hebben het publiek zo hard nodig. Nu. Misschien was het goed dat we daaraan herinnerd werden: muziek is iets wat je moet kunnen delen. We kunnen op deze manier niet verder, we kunnen geen opnames blijven maken. We hunkeren echt naar onze toeschouwers.’
Je was bij de opening van de gerenoveerde zaal laaiend enthousiast over de akoestiek. Ben je dat nog altijd?
‘Zeker. Ik ben dol op de gerenoveerde zaal van De Bijloke. De akoestiek is heerlijk en ondersteunt de identiteit van ons orkest. Ze zet de klank van ons orkest op de juiste manier in de verf: transparant met een laagje schittering erbovenop. Ik kan me zelfs bijna niet meer herinneren hoe de zaal klonk voor de renovatie. Dat komt omdat het zo goed voelt. Natuurlijk komt de échte inauguratie pas binnenkort, als we voor een volle zaal kunnen spelen. Dan pas hoor je de échte akoestiek.’
Maar De Bijloke is voor jou meer dan alleen maar een goede zaal, niet?
‘Je voelt hier gewoon een bepaalde sfeer. Je voelt de geschiedenis, de diepe roots van dit gebouw en van deze stad. Hier kunnen werken is voor mij bijna een spirituele ervaring. En dat beïnvloedt ons natuurlijk ook in ons werk. Door je te verbinden met het verleden, kan je vooruitkijken naar de toekomst. Deze zaal is het fundament dat ons toestaat om naar de toekomst te kijken. Ik kan me ons orkest eenvoudigweg niet voorstellen zonder deze residentie.’
Je opent het seizoen met Sibelius’ ‘Eerste symfonie’. Eerder brachten jullie al zijn bekende ‘Vijfde symfonie’. Wat is precies je band met zijn muziek?
‘Ik voel me heel verbonden met de muziek uit het Noorden. Sibelius is Fins, uiteraard, maar voor mij als Est resoneert dat erg. We hebben dezelfde geschiede- nis, onze talen lijken op elkaar... Sibelius’ muziek brengt op een unieke manier die noordse manier van leven en denken tot expressie. Je houdt ervan, of juist hele- maal niet.’
Voor het ‘Requiem’ van Fauré breng je je beroemde landgenoten van het Estonian Philharmonic Cham- ber Choir mee, je brengt muziek van Arvo Pärt en je gaf ook een compositieopdracht aan de jongere, onbekende componist Ülo Krigul. Wil je een stukje Estland naar België brengen?
‘Natuurlijk. Estland is een klein land met veel talent. Dat wil ik laten horen. Er is een generatie jonge componisten die een boeiende, nieuwe richting inslaan. Estland zou het publiek wel eens kunnen verrassen.’
‘Ik kijk uit naar het project met het Estonian Philharmonic Choir omdat we met hen “Adam’s Lament” van Arvo Pärt gaan uitvoeren. Dat is een bijzondere partituur. Werken met stemmen voelt voor mij bovendien als thuiskomen. Ik ben destijds begonnen als koordirigent. Het symfonische repertoire werd mijn grote liefde. Die twee werelden met elkaar verbinden: beter wordt het voor mij niet.’
Zijn er nog projecten waar je naar uitkijkt: ‘Petroesjka’ misschien? Of Beethovens ‘Pastorale’?
‘De projecten van het komende seizoen zijn zo gevarieerd en uitdagend, eigenlijk prikkelen ze me allemaal. Maar weet je waar ik nog het meeste naar uitkijk? Naar het publiek. Hen opnieuw te mogen ontmoeten, dat is mijn grootste droom op dit moment.’