De schoonste leugen
Een column van Régis Dragonetti
Het vioolconcerto van Johannes Brahms is onlosmakelijk verbonden met de beroemde violist Joseph Joachim. Die onlosmakelijkheid, zeg maar de kunst zich volledig te vereenzelvigen met het repertoire, was al in zijn jonge jaren een handelsmerk geweest. Getuige daarvan de talrijke rave reviews waar critici zich te buiten gingen aan een bizarre vorm van Dobbelgängerslof. De ene jubelde dat hij als het ware Beethoven zelf had horen spelen, de andere kon zich dan weer niet van de indruk ontdoen dat niet Mendelssohn maar Joachim zelf diens vioolconcerto had gecomponeerd.
In het geval van Brahms, wiens proeve in het genre naderhand een echt lijfstuk van Joachim werd, deed de violist er nog een schepje bovenop. Niet alleen is het werk aan hem opgedragen, als intimus van de componist had hij bovendien een aardige hand in de totstandkoming ervan. Nu wordt Joachim in nogal wat lectuur ‘een vriend’ van Brahms genoemd. Een vlag met vele ladingen, zeker. In dezen gaat het evenwel niet om de samen-in-bad-en-assorti-pyjamas-variant. Een professionele verstandhouding met wederzijds respect komt dichter in de buurt, want hoewel de heren bij momenten intiem met elkaar omgingen, zaten ze lang niet altijd op dezelfde golflengte. Zo vond de emotioneel eerder stugge Brahms Joachim vaak wat overgevoelig, terwijl die laatste zich dan weer ergerde aan bepaalde egomane trekjes bij de componist. Trouwens, niemand verwacht zich in negentiende-eeuwse briefwisseling aan ‘hoi piepeloi kameradski’, maar voor zogeheten Freunde leest een aanspreking als ‘Geehrter Herr’ toch wel heel stijf.
Hetzelfde kan gelukkig niet van het concerto gezegd worden. Een briljante partituur schrijven voor een instrument dat jezelf niet meester bent, blijft echter altijd een huzarenstukje. Er bestaat dan ook een rijke overlevering van snoeverige virtuozen die indertijd hun neus ophaalden voor zogezegd onhandige schriftuur. Latere plegers van cursiefjes maken zich daar op hun beurt graag vrolijk over. Ook Brahms’ concerto ontsnapte immers niet aan het venijn toen zekere azijndrinker het als ‘een werk tegen de viool’ wegzette. Nochtans had het de componist allerminst aan werklust ontbroken. In niet minder dan drieëndertig brieven (een vette kluif voor latere editiewetenschappers) wisselde hij en Joachim opmerkingen en suggesties uit, opdat ook mindere goden er hun vingers niet op zouden breken. Overigens vlotte het werk niet helemaal zoals Brahms het graag had gewild. Twee sputterende middendelen, waaronder een scherzo, werden ten langen leste afgevoerd ten voordele van wat hij zelf een ‘mager’ adagio noemde.
Kortom, Brahms’ concerto is een met grote inspanning tot stand gekomen stuk muziek dat werd opgedragen aan een violist die hem elders als ‘het vleesgeworden egoïsme’ omschreef. Doch, wat horen we? Een als het ware spontaan tot stand komende ode aan een boezemvriend. Claude Debussy had dus gelijk. Kunst is inderdaad de schoonste leugen van allemaal.
Régis Dragonetti is theoriedocent aan het KASK & Conservatorium. Hij publiceerde gedichten in verschillende tijdschriften en bracht in 2020 de roman 'Karbonkel' uit. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke