Stravinski’s monsterlijke machine
Een column van Marlies De Munck
‘De Sacre’ van Igor Stravinski geldt als één van de belangrijkste composities van de twintigste eeuw. Dat kan tellen, voor een werk dat werd geschreven toen die eeuw nog maar net was begonnen. Ook over de première in 1913 wordt beweerd dat ze een cruciaal moment was in de geschiedenis van de twintigste eeuwse muziek. Berucht zijn de rellen die uitbraken al vanaf het weerklinken van de eerste maten. Dat er met voorwerpen naar het orkest werd gegooid en de politie moest tussenkomen, spreekt nog steeds tot de verbeelding. De taferelen roepen misschien zelfs een vage nostalgie op naar een tijd waarin luisteraars zo betrokken waren bij hun muziekcultuur dat ze ervoor op de vuist wilden gaan. Dat lijkt vandaag niet meer mogelijk binnen onze beschaafde klassieke muziekwereld.
Natuurlijk valt er op die anekdotes een en ander af te dingen. Zo wekten de woeste choreografieën van Vaslav Nijinsky wellicht nog meer verontwaardiging op dan de muziek. Inmiddels is het werk ook opgenomen in de canon, waar het zoals andere revolutionaire werken enigszins ‘getemd’ lijkt. Toch ben je maar beter op je hoede wanneer je naar een live uitvoering gaat luisteren. Het werk klinkt nog steeds wild en beangstigend, zelfs shockerend. Dat moet aan meer liggen dan enkel het vernieuwende karakter van de muziek, want inmiddels zijn onze oren vertrouwd met wringende harmonieën en onvoorspelbare ritmes.
Het heeft te maken met de diepere betekenis van het stuk. De ‘Sacre du printemps’ belichaamt het oerthema van de wedergeboorte. Geen frêle lentetaferelen, maar woest geweld dat het nieuwe leven moet afkopen. In een heidens, prehistorisch ritueel wordt een jonge maagd verplicht om zichzelf de dood in te dansen. Zelfs wie dat verhaal niet kent, hoort in de muziek de verpletterende vitaliteit van die destructieve daad. Het is een ambivalentie die elk specifiek tijdsgewricht moeiteloos overstijgt: dat het nieuwe zo makkelijk omslaat in geweld. En dat, andersom, steeds opnieuw het idee de kop opsteekt dat geweld nodig is om het nieuwe door te drukken.
In Stravinski’s tijd verdedigden de futuristen deze gewelddadige gedachte. Zij vestigden hun hoop op de moderne technologie om het oude met de grond gelijk te maken en plaats te ruimen voor het nieuwe. Vandaag weten we hoe fataal die modernistische dromen afliepen. Misschien klinkt daarom de ‘Sacre’ nog steeds zo verontrustend. In de dreunende ritmes hoor je de aankondiging van het monsterlijke machinale geweld dat onze moderne beschaving zou teisteren. Deze muziek ontmaskert onze beheerste concertcultuur als slechts een camouflagelaagje van diepe, primitieve instincten.
Marlies De Munck is muziek- en cultuurfilosoof. Ze schreef haar column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke