Vreugde om een ode
Een column van Régis Dragonetti
Ik kan niet anders dan monkelen, wanneer ik in Jan Caeyers’ Beethovenbiografie het hoofdstuk ‘Ode aan de vreugde’ lees. We vernemen er alles over de problematische aanloop naar de première van de ‘Negende symfonie’. Het componeren van de muziek verliep dan wel vlot, de praktische organisatie van het concert had iets van een calvarie. Allerlei euvels aangaande zaal, personeel en financiën dreven Beethoven meerdere keren tot wanhoop. En het mag gezegd, bij praktische aangelegenheden liet de componist zich niet zelden van zijn kleinste kant zien. Het gevolg was ontslagnemende kopiisten, dronken zangeressen, onterecht van malversaties betichte vrienden, discussies over entreegelden en enggeestig gebakkelei over de aankondiging.
Maar het kan nog prozaïscher, getuige volgende anekdote. Na lang overwegen beslist Beethoven zijn symfonie uiteindelijk op de dragen aan Frederik Willem III van Pruisen. Als dank stuurt de vorst een diamanten ring. De steen blijkt echter van inferieure kwaliteit. Vanzelfsprekend is Beethoven weer eens in zijn wiek geschoten. In al zijn verontwaardiging denkt hij er zelfs even aan het juweel terug te sturen. Maar dan zegeviert de koele rede: hij verpatst het ding en steekt een lekkere cent op zak.
Moeten we daar nu om wenen of lachen? Er zijn alleszins weinig Götterfunken te bespeuren in deze petites histoires, die als betonrot op een monument inbijten. Ach, ach, gaat het zo niet al te vaak in de wereld? Koor en orkest mogen nog een half uur lang het ideaal van broederlijkheid uitbazuinen, op de parking krijgt iemand ongetwijfeld al de middenvinger. Het banale is overal. Machtig. Onstuitbaar. Het dringt door alle kieren en spleten en verloedert zelfs het meest hemelse heiligdom. (Psst, wist u dat Bertrand Russell een affaire had met de vrouw van T.S. Eliot? En dat Sint-Augustinus een vreetzak was? Dit geheel ter zijde.)
Maar kom, vrienden, laat ons een aangenamer en vreugdevoller lied zingen. Wij hebben de keuze tussen twee wegen. Op de ene wegwijzer staat het woord ‘cynisme’, de andere is onleesbaar geworden door een vorm van frivool vandalisme. Wel nu, ikzelf probeer deze laatste, eerder speculatieve richting te volgen. Zoals het Beethoven aan respect voor de wereldlijke orde ontbrak, zo wens ook ik niet te zwelgen in ontzag voor Beethoven, noch voor zijn Negende, die tenslotte ook maar adembenemend mooi is. Soms, zou ik er, eerlijk gezegd, liever afstand van doen en lichter door het leven gaan. Weg met al dat hemels gebral. Maar kom, een mens moet ook niet overdrijven. Daarbij, de Negende behoort nu eenmaal tot mijn lievelingsmuziek. Ziet u? Zelfs het lot heeft gevoel voor humor.
Humor is echter niet het tegenovergestelde van ernst, in tegenstelling tot wat sommige ernstige mensen denken. Een goedhartige vandalenstreek kan een monument juist verkwikken. En misschien kan het door vuige verhaaltjes vertrapte ideaal van broederlijkheid aldus uit het steengruis herrijzen als iets nieuws. Ik weet het, dat klinkt ongeveer even pedant als de tekst van Schiller. Kijk hieronder dan, een jongeman met hoodie die zichzelf filmt terwijl hij voor de eerste keer onbevangen naar Dé Negende luistert… Verdorie, zo weet ik weer wat vreugde is.
Régis Dragonetti is theoriedocent aan het KASK & Conservatorium. Hij publiceerde gedichten in verschillende tijdschriften en bracht in 2020 de roman 'Karbonkel' uit. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke