Gevleugelde brilslangen
Een column van Marlies De Munck
‘Why have there been no great women artists?’ Met deze vraag zwengelde de Amerikaanse kunsthistorica Linda Nochlin in 1971 de discussie aan over het ‘vrouwenprobleem’ in de kunsten. Een halve eeuw later blijft de vraag nazinderen. Nog steeds is het geen evidentie, vrouwen in de kunst – tenminste, als je naar meer zoekt dan enkel muzes en modellen. De vraag gaat trouwens evengoed op voor de muziek. Wie noemt er vlotjes dertien vrouwelijke componisten op?
Het concert van vanavond geeft alvast een duwtje in de rug. Dat deze dertien vrouwelijke componisten de figuur van de engel bezingen – de serafijn en de hemelse sferen waarin angelieke wezens doorgaans vertoeven – lijkt nochtans het hardnekkige vooroordeel te bevestigen dat aan vrouwen in de kunsten een eigen plaats toekomt, met eigen onderwerpen en wellicht dan ook een typisch vrouwelijke stijl. Wat hen ontbreekt aan artistieke ‘greatness’ compenseren vrouwen met hun aangeboren zachtheid, hun lieftalligheid, fijnzinnigheid en algehele bescheidenheid.
Gelukkig is dat cliché van de vrouw als engel al lang doorprikt, maar het schemert wel door in de manier waarop ‘het vrouwenprobleem’ is geformuleerd. Want wat bedoelen we eigenlijk met een ‘great artist’? Het ideaalbeeld van het uitzonderlijk begaafde, visionaire genie dat op eigen kracht, wars van alle tegenwerkingen, boven zijn tijd uitstijgt, is uiterst verraderlijk. De verleiding is namelijk groot om te denken dat de tweederangsplaats die aan vrouwen in de westerse kunstgeschiedenis toekwam een noodzakelijk gevolg was van hun typisch vrouwelijke aard. Moesten zij over eenzelfde wils- en daadkracht beschikken, dan hadden ze de vooroordelen en beperkingen van hun omgeving wel overstegen, net zoals hun mannelijke collega’s.
Het is een typisch voorbeeld van de zogenaamde is/ought-fallacy die ervan uitgaat dat hoe de dingen zijn ook is hoe ze behoren te zijn. Als er één ding is waartegen vrouwen zich moeten verzetten, is het precies die kapitale denkfout. Niet individuen, maar culturele instellingen, religies, politieke structuren en sociale normen bepalen die zogenaamd natuurlijke orde – zowel het succes van de mannen als de achterstelling van de vrouwen.
Nochtans reiken de wortels van het begrip ‘genie’ veel verder dan het romantische ideaal doet vermoeden. De serafijn, bijvoorbeeld, was oorspronkelijk een beschermgenius. Geen angelieke verschijning maar een gevleugelde brilslang die met haar bijtend gif kon doen verstijven, maar evengoed kon genezen. Een ambigue figuur die veel beter past als symbool voor de kunstenaar. Verjaag dus het beeld van die engelachtige vrouwen en laat deze dertien gevleugelde componistes in uw oren bijten als een genezende balsem.
Marlies De Munck is muziek- en cultuurfilosoof. Ze schreef haar column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke