De inkt van de meester
Een column van Rinaldo Alessandrini
Het is makkelijk om te vergeten wat voor een genie Vivaldi was. Maar als zelf Bach hem aanbad, wie zijn wij dan om er een ander oordeel over te vellen?
Om il Prete Rosso helemaal te begrijpen, moeten we terug naar het Italië van de 17e eeuw. Een Italië dat nog helemaal geen Italië was, verdeeld tussen Rome, Venetië, Napels, en vele andere stadstaatjes. Elk hadden ze hun eigenlijk muzikale taal. In het noorden was er bijvoorbeeld een heel natuurlijke manier van zingen, terwijl het zuiden zeer expressief was in hun emoties, met de nodige ornamentaties tot gevolg.
Ondanks hun onderlinge verschillen had elk van die steden ook iets gemeenschappelijks: de zoektocht naar contrasten in de muziek. Van forte naar piano, van snel naar traag. Wat ze ook gemeen hadden, was een overvloed aan kerken. En waar kerken staan, wordt gezongen.
Venetië was hier geen uitzondering op, met een bloeiend muzieklandschap tot gevolg. Het had vrij veel weg van Rome, maar dan zonder een paus die alles overschouwde. De groeiende burgerij was ook geïnteresseerd in muziek, en stond mee aan de wieg van het eerste publieke theater. Het zorgde er voor dat opera vrij spel had in Venetië. Het was – gelukkig voor ons – een heel onstabiele periode, want hierdoor werd er bijzonder veel geëxperimenteerd. Het gezang werd af en toe achterwege gelaten, en er werd een instrumentale stijl uitgebouwd. Eentje waarin zowel het instrument als de vorm kon groeien. De viool werd belangrijk, het concerto evenzeer. Muzikanten van heinde en verre kwamen naar Venetië om te proeven van de nieuwe muziek. Monteverdi schreef in zijn brieven dat hij zich thuis voelde in de stad.
En ook Vivaldi surfte mee op die golf. Hij was bijzonder populair in zijn tijd. Zijn muziek werd gedrukt en goed verkocht, maar toch schuwde hij het experiment niet. Gewaagde muziek, vol experimenten en nieuwe technieken, dat toch goed in de markt lag: het toont alleen maar aan hoe goed zijn muziek was. Hij stond op de barricades van de revolutie.
Dankzij de muziekbibliotheek van de Universiteit van Turijn hebben we met Concerto Italiano de manuscripten van Vivaldi kunnen bestuderen. Dat is niet alleen uit musicologisch standpunt bijzonder interessant – je kan letterlijk zién hoe hij de muziek bedenkt terwijl hij ze neerschrijft, correcties maakt in de notenbalken –, maar ook vanuit persoonlijk vlak. De inkt op het papier werd ooit door de componist zelf uit de pen gedrukt. Je voelt in de noten wat hij zélf wilde zeggen. Dat gevoel is onbeschrijfelijk, en dat gevoel proberen we elk concert opnieuw tot leven te brengen.
Driehonderd jaar later vinden we zijn muziek misschien vanzelfsprekend, maar elke avond opnieuw omarmen wij het genie en de inventiviteit van Vivaldi. Kom en geniet met ons mee!