‘Een concerto spelen geeft me vleugels’
De Franse pianist Tanguy de Williencourt (°1990) is geen onbekende voor de muzikanten van Symfonieorkest Vlaanderen. Nog niet zo lang geleden doken ze samen de studio in om muziek van César Franck op te nemen. Het album live brengen zat er door de coronapandemie helaas niet in, maar dit najaar krijgt de prille dertiger eindelijk de kans om voor het eerst met het orkest voor een live publiek te spelen. Op het programma: het iconische Eerste Pianoconcerto van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski.
Maarten Boussery
Tanguy, de eerste keer dat ik je hoorde was tijdens de Koningin Elisabethwedstrijd voor cello in 2017, toen je laureaat Bruno Philippe begeleidde in de halve finale.
‘Inderdaad, dat was een ongelooflijke ervaring. Philippe en ik leerden elkaar kennen in 2010 aan het conservatorium van Parijs. Er was direct een band en sindsdien spelen we geregeld samen kamermuziek. Onlangs namen we een album op met werken die we destijds op de wedstrijd in Flagey hebben gebracht. Ik hou enorm van kamermuziek, het is een vorm van musiceren waarin je veel met elkaar kan delen. De meesterwerken uit dat repertoire zijn bovendien zeer leerrijk: je begrijpt de stijl en de taal van een componist veel beter als je vertrouwd bent met zijn kamermuziek.’
Binnenkort breng je met Symfonieorkest Vlaanderen een groots pianoconcerto. Het contrast met intieme kamermuziek kan niet groter zijn?
‘Soleren met een orkest is een totaal andere ervaring. Je bent heel hard op jezelf aangewezen door de enorme concentratie die zulke virtuoze werken vragen, maar een concerto blijft uiteraard een dialoog met het orkest waarin het samenspel moet kloppen. Het leuke aan concerto’s is dat het discours van wat je wil vertellen bij de solist ligt. Dat brengt een enorme verantwoordelijkheid en best wat stress met zich mee, maar de sensatie die je ervaart is des te specialer: alle emoties lijken 100 keer uitvergroot, de muziek is zo overweldigend dat ze je vleugels geeft.’
Tsjaikovski’s majestueuze Eerste Pianoconcerto doet ongetwijfeld zweven. Wat is je voorgeschiedenis met het werk?
‘Ik kan me eigenlijk niet herinneren wanneer ik het voor het eerst gehoord heb. De opening van het concerto is zó beroemd, dat ik het gevoel heb het altijd al gekend te hebben. Omdat het zo’n legendarisch stuk is binnen het pianorepertoire, nam ik de partituur al eens voor het plezier ter hand om passages te zichtlezen, maar ik heb het nog nooit écht ingestudeerd.Ik kijk er dus extra naar uit om er mijn tanden in te zetten.’
Hoe bereid je je voor op zo’n klus?
‘In eerste instantie heb ik me verdiept in Tsjaikovski’s werk en leven. Ik ben zijn biografie aan het lezen en luister naar zijn opera’s, balletten, symfonieën, kamermuziek… Alles passeert de revue, ik wil zijn oeuvre zo breed mogelijk leren kennen en zoeken naar overeenkomsten. Ook luister ik naar verschillende uitvoeringen van het concerto: hoe hebben al die grote pianisten het gespeeld, en wat wil ik nu vertellen? En het belangrijkste is natuurlijk: oefenen, oefenen, oefenen. Ik ben goed op tijd begonnen, want zo’n groot werk heb je niet op vijf dagen in de vingers. Zowel je brein als je lichaam moeten veel informatie internaliseren, en dat heeft tijd nodig.’
Waar liggen voor een solist de grootste uitdagingen in dit concerto?
‘Voor zo’n lang werk heb je een stevig uithoudingsvermogen nodig: je moet je energie goed doseren en een lange spanningsboog kunnen maken. Het concerto is op sommige momenten majestueus en bombastisch, maar er zit ook veel zachtheid en lichtheid in. Tsjaikovski is een componist van het grote gebaar die veel emoties aanspreekt. Je hebt als solist de opdracht om te zoeken naar hoe je die emoties wil plaatsen binnen het grotere kader van een werk waarin de structuur soms verborgen zit. Een andere uitdaging ligt in Tsjaikovski’s stijl. In zijn werk hoor je de erfenis van vele ‘Westerse’ componisten, maar als Rus verwerkte hij ook traditionele volksmuziek in zijn stukken: een sound waarmee ik minder vertrouwd ben, maar die ik zeker wil exploreren. Dat je een concerto speelt dat bij een groot deel van het publiek bekend is, maakt het bovendien extra spannend. Maar ik voel dat het werk veel vrijheid geeft aan de solist om een eigen interpretatie neer te zetten. 'Dat is de leukste uitdaging.’
Het concerto wordt voor jou een primeur, maar met het orkest ben je al vertrouwd. Helpt dat?
‘Ik wilde voor mijn eerste symfonische opname de Belgische muziek van César Franck uitbrengen met een Belgisch orkest en kwam bij Symfonieorkest Vlaanderen terecht. Dat is me ongelooflijk goed bevallen, ik had een geweldige tijd met het orkest en dirigente Kristiina Poska. Ze waren heel hartelijk en stelden me op mijn gemak, wat belangrijk is als je zo’n prestatie moet leveren. Het berust me dat mijn eerste opvoering van Tsjaikovski’s pianoconcerto met hen zal zijn, omdat ik weet hoe goed ze voor me zullen zorgen. Ik ben ook benieuwd om dirigent Martijn Dendievel te leren kennen. Een jonge dirigent, een jonge pianist en een jonge componist (er staat een nieuw werk van Murielle Lemay op het programma, n.v.d.r.) in één concert: dat zal vonken geven!’
Dit artikel verscheen eerder in Symfozine, het driemaandelijke magazine van Symfonieorkest Vlaanderen.