De universele boodschap
Een column van Tristan Driessens
Toen ik 16 was, leerde ik de oed kennen. Ervoor volgde ik, zoals het een jong kind betaamt, wel notenleer en leerde ik mezelf gitaar spelen, maar echt ráken deed het me niet. Het interesseerde me allemaal enorm, maar ik had nooit echt een uitgesproken band met mijn instrument. Het was pas jaren later, als tiener, dat die klik er kwam. In Spanje, nota bene, toen ik er in contact met ensembles die zich specialiseerden in Sefardische en Arabo-Andalusische muziek. En die oed. Die viel me meteen op. Al was het pas maanden later, bij mijn terugkeer in België, dat ik die oed vastgegrepen – en nadien nooit meer losgelaten – heb. Alles wat daarop volgde was een queeste om mezelf te leren kennen via dat instrument.
Ik ontdekte namelijk al snel dat de oosterse muziekleer nauw verbonden is met de filosofie en cultuur waar het deel van uitmaakt. Los van mijn oed-queeste kwam het soefisme op mijn pad, en verdiepte ik me in de Masnavi, een heel belangrijk en omvangrijk werk van Rumi, een 13e-eeuwse mystieke dichter uit het toenmalige Iran. De muziek en het soefisme: het zijn als twee pilaren die het hele fundament onderbouwen van wat ik nu doe. Tijdens mijn jarenlange studies bij mijn leermeester Necati Çelik in Istanbul werd ik in beide ondergedompeld. Muzikale lessen, op vlak van stijl of techniek, hingen onherroepelijk samen met gesprekken over reizen, films, literatuur, kalligrafie. Een soort van informeel totaalpakket, dat ik tot op de dag van vandaag meedraag, een mondelinge cultuurgeschiedenis, een taal die je leert.
Maar hoe komen we dan bij de muziek van Hildegard von Bingen uit? Heel spontaan, eigenlijk. Toen een hele goede vriend me voor het eerst wees op haar ‘Codex van Dendermonde’, viel me meteen op dat de modi die zij gebruikt nauw aansluiten bij wat je aantreft in de Iraanse of Turkse muziek uit die tijd. En een bevriende ney-speler, die opgegroeid was met oosterse muziek, voelde zich bij een eerste luisterbeurt ook meteen als een vis in het water. In de manuscripten wordt haar muziek op een niet-metrische, niet-ritmische manier benaderd, en haar muziekvocabularium sluit heel goed aan bij de taal die wij vanuit een oosterse invalshoek beheersen. Door die originele melodieën te combineren met een alternatief instrumentarium, komt de mystieke ondertoon van de teksten bovendien veel meer naar boven. In de poëzie van de oosterse tijdsgenoten van von Bingen, zoals Ibn Arabi of Rumi, vind je diezelfde mystieke ondertoon terug. Het is dus een soort van universele boodschap die we zowel in het oosten als in het westen terugvinden.
We combineren de muzikale improvisaties aan de originele zangmelodieën van von Bingen,en daar hebben we met Eugénie De Mey en Lieselot De Wilde twee experten op het podium. Omgekeerd werkt het ook: in de aanloopfase van dit concert brachten we het programma met Iraanse en Syrische zangers, en ook zij voelden de muziek instinctief aan. Ik ben geen mediëvist, geen kenner van het repertoire van von Bingen, maar ik besefte door hun reactie wel dat ik een relevant verband had gevonden tussen die twee werelden. Het heeft me vertrouwen gegeven om er verder mee aan de slag te gaan. Het vertolken van oude muziek blijft altijd een benadering: er zijn geen manieren om te weten hoe iets écht geklonken moet hebben. Dus laat je vandaag verrassen door onze interpretatie van de ‘Codex van Dendermonde’ – 900 jaar na datum nog steeds een bron van inspiratie.
Tristan Driessens is een Belgische oedspeler en componist die gespecialiseerd is in Ottomaanse muziek, oude muziek en modale jazzmuziek, en muzikaal leider van Soolmaan. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke