Een gelukkige roes: Brahms & Sibelius
Johannes Brahms
Vioolconcert in D
Johannes Brahms’ enige vioolconcert uit 1878 is opgedragen aan zijn goede vriend en vermaarde violist Joseph Joachim, die regelmatig advies over de vioolpartij gaf. Hoewel de compositie gemengde reacties kreeg en door sommigen zelfs als een werk ‘tegen de viool’ werd beschouwd, geniet het concerto vandaag wereldwijde roem.
Het Allegro non troppo opent met het hoofdthema: de tonen van een gebroken akkoord. Na een lange orkestrale opbouw onderbreekt de violist met een virtuoze solo. Het lyrische tweede thema wiegt je in een gelukkige roes. Tijdens de cadenza speelt de violist solo en verwerkt hierin eigen materiaal. Het rustige Adagio, met de hoboïst aanvankelijk in de hoofdrol, zweeft in een andere toonaard door de ruimte, waarna de violist en het orkest meer harmonie en textuur toevoegen. De uitbundige finale is met haar Hongaarse dansachtige melodieën een eerbetoon aan Joachims afkomst. Hoewel het deel na een korte solo van de violist lijkt te eindigen, verschijnt het orkest plotseling met een laatste reeks krachtige slotakkoorden.
Jean Sibelius
Symfonie nr. 2 in D
Jean Sibelius schreef zijn Tweede Symfonie in het zonnige Italië, terwijl Finland streed voor onafhankelijkheid. De grandioze finale werd gezien als een bevrijdingssymfonie, maar Sibelius ontkende elke nationale intentie. Toch is dit zijn meest befaamde werk.
De eerste drie noten van het Allegretto vormen de basis voor de hele symfonie. Het volledige thema is pas hoorbaar bij het hoogtepunt. In het Tempo andante, ma rubato wandelen de strijkers op hun tippen binnen, gevolgd door de fagot, die als de stem van de Dood bij een eerste ontmoeting met Don Juan klinkt. Spanning en zachte, hemelse gezangen wisselen elkaar voortdurend af. Het rusteloze Vivacissimo bouwt spanning op, die oplost in een stilte, doorbroken door een lyrische hobo met een herneming van het beginmotief. Kanonschoten verstoren de rust, maar een sprankje hoop klinkt door. Zonder pauze bereikt de symfonie haar finale, het Allegro moderato, waarin Sibelius met kolossale thema’s terugblikt naar het hoofdmotief en wellicht hoop lijkt te bieden in donkere tijden.