Wie zoekt, die vindt?
Een column van Annemarie Peeters
Ik moet altijd een beetje grinniken als ik nadenk over het onstaan van de nuove musiche of de stil moderno op het einde van de zestiende eeuw. Die nieuwe stijl veroverde toen als een elektrisch geladen oorworm zowat heel Italië en jonge, ambitieuze componisten zoals Sigismondo d’India gingen en masse voor de bijl. Weg met al die complexe polyfonie! Ruim baan voor de tekst! Eén stem. Eén verhaal. En daaronder een stel ronkende akkoorden die het zaakje onderstrepen. Zo klonk het credo van de blitz-boys uit de vroegbarok. Maar hoe waren ze op het idee gekomen?
Het verhaal dat me altijd binnenpretjes bezorgt gaat ongeveer als volgt. Een stel bollebozen uit Firenze kwam wekelijks samen in het huis van hun vriend Giovanni, om bij een glas wijn, meestal meerdere, te discussiëren over kunst, poëzie en muziek. De muzikale stijl van de oud-Griekse tragedies fascineerde hen. Wat een enorme emotionele impact hadden die tragedies, zeg! Dat wilden de vrienden uit Firenze ook wel. Niemand van hen had ooit een oude Griek horen zingen, maar dat gaf niet: het ging hen om het idee. Ik stel me zulke dingen graag concreet voor. Ik zie die wijsneuzige aristocraten voor me: in een kamer in een of ander rijkelijk gedecoreerd palazzo, een golvende witte plooikraag om de nek, zichzelf begeleidend op de luit of de harp, zelfgeschreven teksten zingend. Klonk het al een beetje, vroegen ze met overslaande stem aan hun vrienden, klonk het misschien toch al een béétje zoals… Ze haalden adem en spraken de woorden uit die ze bijna niet durfden uitspreken: klonk het misschien zoals die… euh… die…mythische Orfeus met zijn lier? Je weet wel, die halve god die met zijn zang de goden kon verzoeken?
Er zijn zo van die bizarre wetten in het leven. Een mens vindt bijna nooit wat hij zoekt. Maar wie zoekt, vindt altijd wel íéts. Zoals wanneer je je autosleutel terugvindt terwijl je eigenlijk naar je gsm-lader zoekt en dan maar een tochtje maakt met je auto en onderweg aan de stoplichten de liefde van je leven voor het eerst in de ogen kijkt – ik zeg maar iets. Of zoals Colombus Amerika ontdekte, terwijl hij eigenlijk op weg was naar Indië, waardoor er voor kinderen vandaag nog altijd die netelige en tegelijk inspirerende verwarring bestaat tussen Indiërs en Indianen. Ik bedoel maar: er gebeurt zoveel dat eigenlijk nooit de bedoeling was. En dat is in de muziek niet anders. De avontuurlijke vrienden uit Firenze zochten een muzikaal verleden en ze vonden… een schitterende muzikale toekomst!
Als ik vandaag, op mijn beurt, naar de muziek van Sigismondo d’India luister, dan grinnik ik alweer. Hoe anders klinkt zijn muziek dan mijn eigen fantasieën over de muziek uit de oudheid. Moest Vergilius zijn zangen hebben kunnen vastleggen op plaat, dan klinkt hij in mijn verbeelding veeleer als Leonard Cohen of Tom Waits – wat dan vast weer ingegeven is door mijn bedaarde leraren Latijn en Grieks uit het middelbaar.
Ik lees ook dat Sigismondo d’India vermoedelijk stierf aan de gevolgen van malaria en dat hij daarna al snel in vergetelheid raakte. Ik denk niet dat hij dat zelf gezocht heeft. Maar de avontuurlijke gezangen van vanavond, die ongetwijfeld wel. En dat wij zijn muziek teruggevonden hebben, dat is vast ook geen toeval. Ook al zochten we op dat moment waarschijnlijk iets anders.
Annemarie Peeters is auteur, muzikant en dramaturg. In het dagelijkse leven schrijft ze voor De Standaard over klassieke muziek. Ze schreef haar column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke