In de vitrinekast: soundpainting
Eind augustus nam ik deel aan de allereerste Soundpainting-academy in De Bijloke. Gedurende drie dagen werden professionele artiesten en leerkrachten DKO ondergedompeld in deze muzikale gebarentaal.
‘Soundpainting is een multidisciplinaire universele gebarentaal om live te componeren. De taal is in 1974 uitgevonden door de Amerikaanse componist Walter Thompson en richt zich tot musici, dansers, acteurs en alle artiesten die die zich bezig houden met performance. De taal telt tienduizenden gebruikers over de hele wereld en omhelst meer dan 1500 tekens waarmee de soundpainter aangeeft wat van een performer verwacht wordt. De soundpainter componeert met wat zich op dat ogenblik aandient. De kunst is om te componeren met gelijk wat de performers de soundpainter aanreiken.’ (Johan Sabbe)
Voor de vele klassiek geschoolde muzikanten aanwezig een echte openbaring.
Daar waar klassiek geschoolde muzikanten vaak een werk zo perfect en foutloos mogelijk moeten uitvoeren worden ze hier binnen een veilige context uitgenodigd om hun grenzen af te tasten en te verleggen. Ze kunnen loskomen van de partituur.
Ook jazz-muzikanten die het gewoon zijn om te improviseren maken via soundpainting composities die ze via improvisatie niet kunnen bereiken.
Om te soundpainten heb je geen voorkennis van compositie of improvisatie nodig. ‘Soundpainten is musiceren zonder partituur, acteren zonder script en dansen zonder choreografie. Het lijkt op improviseren, maar dan wel binnen een compositie die de soundpainter op het moment zelf aangeeft.’ Aldus Thompson.
‘De soundpainter is dus geen dirigent die werkt rond een op voorhand uitgewerkt plan, maar een soort ‘live-componist’ die de input nodig heeft van de performer.
Met andere woorden: de soundpainter faciliteert enkel een veilige context waarbinnen een compositie zich kan ontvouwen. Hoe dat gebeurt, hoe het klinkt, ligt in handen van de muzikant.’
De basisfilosofie van Walter Thompson, zoals uitgelegd door Johan Sabbe:
There are no mistakes, except stopping
De soundpainter werkt met wat de perfomer aanreikt. Al wat de performer speelt, zelfs al is wat die speelt een verkeerde interpretatie van het teken dat de soundpainter gaf, maakt de facto deel uit van het werk dat gespeeld wordt. De soundpainter hoort die verkeerde interpretatie dan ook niet als een fout maar als een gegeven. Het toeval is een essentieel onderdeel van het live componeren en de Soundpainter omarmt het. Niet dat performers wordt aangemaand om opzettelijk fouten te maken, maar als ze die maken is het artistiek gezien een stuk sterker dat ze met die 'fout' verder spelen dan dat ze proberen die te verdoezelen.
Wrong and Strong
Het opvolgen van de gebaren van een soundpainter vergt veel concentratie en het is belangrijk dat de performer met overtuiging speelt zonder zich voortdurend af te vragen of die een de teken wel goed geïnterpreteerd heeft. De performer moet dan ook niet proberen om fouten te verbergen, maar moet die met volle overgave blijven doorspelen. Anders ontneemt de perfomer de soundpainter de kans om iets creatiefs te gaan doen met wat die speelt.
Don’t sneak in, don’t sneak out!`
Het is belangrijk dat de performer direct reageert op de tekens. Heeft hij een “start-teken” gemist, dan mag die niet later binnen sluipen, maar moet die wachten op het volgende teken. Wanneer een stopteken gemist werd mag die niet later stoppen, maar moet die blijven verder spelen.
When in doubt, don’t lay out!
Bij aarzelingen: speel verder! Nooit stoppen met spelen als de soundpainter daar geen teken toe gaf of als je niet zeker bent of je wel het juiste materiaal aan het spelen bent.