Tussen afkeer en genot
Een column van Tomas Serrien
“Dit is vreemd. Ik weet niet of ik dit goed vind, maar wel interessant om eens naar te luisteren”. Dit zei een vriend toen ik hem onlangs ‘Prozession’ van Enno Poppe doorstuurde. We bestoken elkaar regelmatig en bijna obsessief met allerlei muziek. Van Japanse jazz naar Zweedse blackmetal en snoeiharde noise via mysterieuze ambient, de nieuwste popsensaties tot klassieke pareltjes. ‘Open nieuwsgierige oren kweken’, dat is onze leuze.
Toch valt het op dat vooral ‘nieuw klassiek’ bij mijn vriend de grenzen van de muzikale ervaring aftast. Hij is niet de enige. In mijn lezingen laat ik regelmatig nieuwe muziek horen van pakweg Stefan Prins, Raphaël Cendo, Chaya Czernowin en ook Enno Poppe. De reacties zijn meestal unaniem oorfronsend. ‘Dat is toch geen muziek?’, ‘Wat een lawaai!’, ‘Ik begrijp er niets van’, is wat mensen zoal zeggen over dit soort muziek. Muziekcriticus Alex Ross schrijft in zijn bekende ‘The Rest Is Noise’ dat de gemiddelde luisteraar veel vormen van klassieke muziek uit de 20e en 21e eeuw als ‘kakofonisch lawaai’ bestempelen.
Het is merkwaardig hoe de mens doorheen de geschiedenis lawaai heeft gepercipieerd. Van Beethovens ‘Grosse Fuge’ werd in 1826 onthaald als ‘onbegrijpelijk lawaai’, maar wordt nu beschouwd als één van zijn meest revolutionaire werken. Nieuwe klankwerelden zijn vaak gedoemd om op een bepaalde manier lawaaierig te klinken. Volgens geluidsgoochelaar Edgar Varèse zijn het onze koppig geconditioneerde oren, die in alles wat nieuw is ‘intrusieve ruis’ horen. Pas na lange blootstelling past de luisteraar zich aan en krijgt ‘lawaai’ een nieuwe betekenis.
Gelukkig is onze muzikale waarneming zo soepel dat we kunnen leren luisteren naar wat we voordien als ‘moeilijke’ muziek bestempelen. De grens tussen afkeer en genot is dun. De gelaagde klankwereld van Poppes ‘Prozession’ zit vol felle tinten en onstuimige kleuren. Zijn muzikale klanken overdonderen, knarsen en kletteren in een aanhoudende en spannende dynamiek. De knetterende percussie in het hart van de compositie lijkt in oorlog met de rest van het orkest. Sommige luisteraars zullen die onrust in de waarneming als lastig en confronterend ervaren. Bij mij komt het binnen als een ontzagwekkende en bezwerende beleving. De muziek van Poppe bekruipt me, eist mijn aandacht op en dwingt me te luisteren.
Wie deze kleurrijke muzikale structuur als een lawaaierige kakofonie ervaart, treft geen schuld. In onze dominante beeldcultuur is het lichaam niet gewoon om zoveel kleurschakeringen te beluisteren. Tegelijk zijn we wel omringd door allerlei abstracte visuele kleuren die we niet als lawaaierig lijken te bestempelen. Filip Rathé, de dirigent van vanavond, zei ooit in De Tijd: “Een schilderwerk van Kandinsky is ook een zuivere mengeling van kleur en vorm. Prachtig vind ik dat. Doen we hetzelfde bij muziek, dan is het plots storend”. De boodschap is duidelijk: blootstelling aan uitdagende klankwerelden is nodig. Stretch vanavond je oren, open je lichaam en duik zonder vooroordelen in de fascinerende geluidskosmos van Enno Poppe.
Tomas Serrien is auteur en muziekfilosoof. Hij schreef zijn tekst bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke