Het verkennen van de klank
Een column van Tomma Wessel
Toen mijn leraar blokfluit me op mijn zestiende voorstelde om eens een hedendaags werk te spelen, heb ik me er twee weken lang tegen verzet. Ik speelde al sinds mijn vierde, en werd gaandeweg verliefd op het instrument, zijn directe klank, zijn eindeloze mogelijkheden. Wist ik veel dat ik twaalf jaar later opnieuw een nieuwe wereld zou ontdekken.
Let op, ik speel graag oude muziek. Maar zodra we Bach op de pupiter zien staan, schieten we collectief in een kramp. Hij is ongenaakbaar en fantastisch, en elke noot die hij op papier zette is al honderden keren opgenomen, dat we niet durven spelen met zijn muziek. Het leukste aan nieuwe muziek is dat het nú gebeurt. Er ligt een grote meerwaarde in het contact met de componisten. Niet in het minst omdat je hen gewoon vragen kan stellen over wat ze schreven – iets wat ik Johann Sebastian niet meer zie doen –, maar ook omdat ze een grotere relativering tonen bij wat ze schreven, omer een stukje van mezelf in te leggen. De afwezigheid van die eeuwenoude eerbied zorgt ervoor dat je je vrijer voelt als speler en nog kan bijsturen, bijdragen, meedenken.
Dat is exact het uitgangspunt van mijn doctoraatsonderzoek. Nog te vaak wordt de blokfluit gezien als een gehandicapte dwarsfluit, of als een klarinet die nét niet kan wat een klarinet kan. Doorheen mijn carrière heb ik te veel stukken gespeeld die niet goed voor de blokfluit zijn geschreven – het blokfluittrio van Kurtág is wellicht het beste voorbeeld –, dus wilde ik een gids samenstellen voor componisten. Iets dat de mogelijkheden van het instrument in de verf zet. Ik schreef verschillende opdrachten uit op basis van principes. Niet zozeer de uitkomst van die of die greep, maar eerder een concept van technieken. Heleen Van Haegenborg schreef bijvoorbeeld stukken die focussen op het labium, het stuk waar de lucht gesplitst wordt. Annelies Van Parys spitste zich toe op flattements, vingervibrato’s, terwijl ik met Marta Gentilucci werkte rond flatterzunge. In dit concert hoor je weer twee nieuwe studies: Frederik Neyrinck verkent de mogelijkheden van glissando’s, en Sarah Wéry onderzoekt hoe je noise kan incorporeren als klank.
Die opdrachten zijn niet alleen leerrijk voor componisten, maar ook voor mezelf. Ze leren me telkens weer nieuwe dingen over mijn instrument. En terwijl ik meestal de kans grijp om componisten vragen te stellen over hun werk, doen zij in hun studies het omgekeerde: ze stellen honderduit vragen, willen dingen heel specifiek weten. Met Marta Gentilucci distilleerde ik bijvoorbeeld negen soorten flatterzunge, die ze allemaal verwerkte in haar ‘Flutters-étude’. Een heel fijne opdracht voor mij om me er zo in te verdiepen.
Dit alles resulteert in een soloconcert. Ik alleen op het podium, met een verzameling aan blokfluiten rondom me, waarin ik de wondere wereld van instrument verken. Van klein tot groot, versterkt of akoestisch. Maar daarom ook nooit eentonig, en altijd een avontuur.
Zoals de blokfluit zelf, eigenlijk.
Tomma Wessel is blokfluitist en pianist, en werkt aan de Vrije Universiteit Brussel aan een doctoraat over hedendaagse speeltechnieken op blokfluit. Ze schreef haar column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke