Over audities en verbeelding
Een column van Linde Verjans
Er zijn van die stukken in het symfonisch repertoire die ik als muzikant tegelijk koester en vrees. Het ‘Concerto voor orkest’ van Béla Bartók is er zo een.
Begrijp me niet verkeerd: het is een heerlijk werk. Moeilijk, dat zeker, en het vraagt daarom wel om heel wat voorbereiding. Toch is het niet zozeer die voorbereiding die me afschrikt. Veel meer heeft het te maken met de context waarin ik het stuk heb leren kennen. Toen ik nog aan het conservatorium studeerde en volop met audities bezig was, stootte ik op een kort fragment uit het begin van de ‘Finale’. Waarvoor ik toen precies auditie deed, kan ik me niet meer herinneren. Wel weet ik dat ik er menig uur op gesakkerd heb.
U moet weten dat audities voor de meeste muzikanten eerder een noodzakelijk kwaad zijn dan een leuke manier van musiceren. (Ik nam er in ieder geval niet voor mijn plezier aan deel, maar wie in een orkest wil spelen komt er nu eenmaal niet onderuit.) Tijdens zo’n auditie worden er korte fragmenten uit het orkestrepertoire gevraagd, een portfolio aan hoogtepunten. Vaak zijn die zo verschrikkelijk kort en divers dat het een ware beproeving is om alle stijlen en karakters eer aan te doen. Binnen de tijdspanne van enkele minuten spring je van Haydn naar Mahler, en via Sjostakovitsj terug naar Brahms. Niet zelden zijn het bovendien fragmenten met een specifieke technische moeilijkheid. Giet daar nog een sausje van al dan niet gezonde zenuwen overheen en u snapt waaraan audities hun reputatie danken.
Ik leerde de noten, bouwde het tempo op, hield me aan de dynamische notaties en bereidde me op die manier goed voor. Maar muziek is meer dan technische beheersing. Het ‘kunnen spelen’ is nooit het einddoel. De ware uitdaging ligt niet in het perfect kunnen reproduceren van wat er in de partituur geschreven staat. Het gaat om wat je ermee overbrengt. Zelfs in de eenzame en onnatuurlijke setting van een auditie probeerde ik dat altijd voor ogen te houden. Daarom beeldde ik me bij een auditie in dat ik daar niet alleen stond, dat er, integendeel, een volledig orkest meespeelde. In mijn hoofd hoorde ik niet enkel mijn eigen partij, maar ook die van de andere instrumenten.
Sinds enkele jaren heb ik het voorrecht deel uit te maken van een professioneel orkest. Al die audities zijn dus niet voor niks geweest. Ik hoef me niet langer in te beelden hoe het zou kunnen klinken. Samen met mijn collega’s ben ik deel van het geheel. Weg is het auditiegevoel. En al steekt de vrees soms nog de kop op: eens ik op het podium zit is het tijd om te koesteren.