Sibelius: willens nillens patriot
Het rommelt vandaag niet voor het eerst aan de Scandinavische oostgrens. Ook rond 1900 wist de Russische beer al flink te klauwen. Met name het aanwassende nationalisme van het Finse grootvorstendom was de toenmalige tsaar een doorn in het oog. Ten einde onafhankelijkheid in de kiem te smoren drukte hij daarom allerhande beknottende wetgeving door. Tot grote wanhoop van het Finse volk. Jean Sibelius, dankzij zijn Finlandia sinds kort een nationale held, zag het evenzeer met lede ogen aan. Tijdens een verblijf in Italië pende de componist aan een groots opgezette suite van symfonische gedichten. Terug thuis besliste hij echter alle programmatische inhoud overboord te gooien. Naar het voorbeeld van Beethoven zou hij absolute muziek van uitgepuurde motivische eenheid nastreven. Dat was evenwel zeer buiten het Finse publiek gerekend. Veeleer dan een logisch gestructureerd werk hoorden de concertgangers bij de première een door merg en been snijdende patriottische hartenkreet. Alle tegenwerpingen van de componist ten spijt, in wat volgt leest u waarom dat allerminst een kwestie van slechte wil was.
Net zoals Beethovens 'Vijfde' bestaat het basismateriaal van Sibelius’ 'Tweede symfonie' uit een doodeenvoudig celletje: drie opeenvolgende nootjes. Van dat motiefje spint de Finse bard een weelde aan begeleidingen, tussenstemmen en verwante melodieën. Alles ter meerdere eer en glorie van de muzikale coherentie dus. Aan de andere kant wekt zo’n makkelijk zingbare lijn natuurlijk al gauw het idee van volksmuziek op. Van de toehoorders – wellicht niet weinigen connaisseurs van het Finse epos Kalevala – zal er wel meer dan onbewust of niet naar zulke gelijkenissen hebben gespeurd. Wie een hond wil slaan, vindt een stok. Wie Karelië mint, hoort een neuriënde boerenmeid.
Ook het tweede deel is voor onze hypothetische luisteraar-patriot gefundenes Fressen. In de wandelende baspizzicato’s en het onheilspellend geroffel van de pauken ontwaart hij als vanzelf de duistere doeleinden van de tsaristische machtspolitiek. Twee fagotten ijlen in volkse vlucht erboven. De strijkers betuigen hun medeleven door de melodie over te nemen en tot een gekweld hoogtepunt te voeren. Ook onder de kopers blijkt de verslagenheid groot. Kortom, heel hartverscheurend allemaal…. maar volgens de componist volkomen uit de lucht gegrepen. Bij deze: excuses, Jean, maar je maakt het ons ook niet makkelijk. Dat of de mens is een fundamenteel verhaaltjes bedenkend wezen. Zou goed kunnen.
Na de tristesse: tijd voor strijd! ‘Een scherzo zal je bedoelen’ horen we Sibelius nog denken, maar helaas voor hem heeft ons nationalistisch narratief onderhand al te veel vaart genomen om nu nog te stoppen. En dus: als door een wesp gestoken, richt de geslagen natie zich op. Het gevecht is kort maar hevig. Tot tweemaal toe zelfs want filmgewijs komt de slechterik ons nog onverwachts in de rug bespringen. Hoezee, daar is dan toch de genadeslag. De Russische beer ligt geveld en aan de einder gloort een nieuwe Finse dageraad. Het notentrio van het begin komt schuchter voor de dag en ontwikkelt stelselmatig tot het pièce de résistance van het laatste deel.
Zoals iedereen weet luidt de eerste les in de cursus ‘geen patriottische lezing suggereren van abstract bedoeld werk’ als volgt: vermijd heroïsche melodieën. Kennelijk was Sibelius ziek die dag, want zijn finale vat aan met een de meest triomfantelijke tuttimelodie die men zich maar kan bedenken. (Voor de liefhebbers van Gigi D’Agostino: ja, het is dezelfde melodie en toonaard van L’Amours Toujours, nvdr). Om maar te zeggen, men hoeft allerminst Fin te zijn om hier geen kippenvel te krijgen. In die zin trad Sibelius nog beter in Beethovens voetsporen dan hij dacht. Ook de meester uit Bonn begreep zich niet altijd aan de tranen van zijn toehoorders: ‘Ik zag dat ik een romantisch publiek had, geen artistiek.’
Régis Dragonetti