Dummies voor Mozart
Een column van Régis Dragonetti
Even vloeken in de kerk: Mozart is voor mij een acquired taste. Erger nog, na papa Bach vond ik aanvankelijk geen enkele van die pruikendragers goed te pruimen. Waarom konden die luchthartige deuntjes en overmatig uitgebeukte I-V-cadensen in de muziekgeschiedenis toch op zoveel bewondering rekenen? En wat was dat ook met die kinderachtige opera’s, waarin de personages net voor de ouverture schijnbaar collectief lobotomie hadden ondergaan. Antiheld Don Giovanni kon men bezwaarlijk een toonbeeld van karakterontwikkeling noemen, en wanneer zijn tegenstanders zich ook nog eens lieten verschalken door een simpele kledijwissel, wist ik met mijn sympathie helemaal geen weg meer. Bizar eigenlijk. Barok en romantiek gingen erin als zoete koek, maar bij de zogezegd doorzichtigere toonspraak van de tweede helft van de achttiende eeuw wrong het schoentje. Of het wrong me te weinig. ’t Is maar hoe je het bekijkt.
Ondertussen ben ik grotendeels genezen van mijn dwaling. Wat meer en aandachtiger luisteren hielp alvast, maar ook het boek ‘The Classical Style’ van de briljante pianist-musicoloog Charles Rosen reikte me een aantal sleutels. Tragikomisch: ik bleek een nog grotere dummy dan gedacht. De ouverture van ‘Don Giovanni’ en de veertigste symfonie (met haar zeldzame mineurtoonaard) zijn in wezen nog vriendelijk voor moderne oren. Hun heftige chromatiek, ritmische acrobatie en aperte drama maken deze werken in zekere zin ‘romantisch’. Rosen merkt evenwel op dat de faam ervan vandaag dermate groot is, dat het eertijds rebelse karakter ons dan weer mogelijks ontglipt.
Pardon? Rebels? 2 - 0 voor Rosen. Het was me inderdaad ontglipt. Door dat gegriezel met het sprekende standbeeld (waaraan de ouverture trouwens haar materiaal ontleent) schatte ik ‘Don Giovanni’ in als weliswaar verfijnd, maar al bij al braaf entertainment. Niet dus. In zijn stilistische vermenging van ernst en komedie bleek het indertijd aardig tegen de haren in te strijken. En net zo zou de dramatische toontaal van Mozarts voorlaatste symfonie een vorm van burgerlijk-erotische ongehoorzaamheid incarneren, een voorafname zeg maar op latere sociale revoluties. Erotiek nogal. Dat had ondergetekende weer eens niet zien aankomen, al verkeert hij deze keer in goed gezelschap. Ook Schumann scheen bij numero veertig enkel charme en gratie te horen. En zo zie je maar. De receptie van muziek, collectief of individueel, is nooit stabiel. Wie weet wat ik er over vijf jaar van denk. We blijven een leven lang dummies. En dat is maar zo prettig.
Régis Dragonetti is theoriedocent aan het KASK & Conservatorium. Hij publiceerde gedichten in verschillende tijdschriften en bracht in 2020 de roman 'Karbonkel' uit. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke