Over Tsjajkovksi en het bordspel Go

Jasper Croonen

Het bordspel Go speel je op een raster van 19 op 19 lijnen. Door witte of zwarte stenen op een van de vele kruispunten te leggen, proberen spelers steeds grotere stukken van het veld te omsingelen. Go is ongelofelijk complex, ‘als vier schaakspellen tegelijkertijd’, en wordt om die reden vaak als een kunstvorm bestempeld.

Topspelers beweren zelfs dat ze de persoonlijkheid van een tegenstander kunnen lezen in de manier waarop die zijn stenen op het bord plaatst. Vooral in Korea en China is het spel immens populair, met tientallen miljoenen beoefenaars. Bomsori is er daar eentje van. Misschien is dat wel de reden waarom ze zo een innemende muziekpersoonlijkheid is?

Tsjajkovski’s onspeelbare meesterwerk

De stenen laat ze thuis, maar in januari komt de Koreaanse violiste ons wel inpalmen met het Vioolconcerto van D van Peter Tsjajkovski. ‘Het eerste concerto waar ik verliefd op werd,’ zegt ze zelf. Niet verwonderlijk natuurlijk. De muziek is beklijvend mooi, met zijn oorwurmen van melodieën die soms bedrieglijk eenvoudig klinken. Laat je daaraan niet vangen. Voor uitvoerders is het een ongelofelijk complexe compositie om precies goed te krijgen. Om de meest virtuoze passages uit te schrijven, kreeg de componist namelijk hulp van violist Josif Kotek. Toen Tsjajkovski het stuk net had afgewerkt, werd het zelfs als ‘onspeelbaar’ bestempeld. Vandaag is het vaste kost op de Koningin Elisabethwedstrijd.

‘En toch denk ik niet dat het technische aspect de grote moeilijkheid is,’ zegt Bomsori. ‘Begrijp me niet verkeerd, het is een verschrikkelijke uitdaging. Toen ik dit werk aan het conservatorium voor het eerst begon te repeteren, heb ik jarenlang moeten focussen op zaken als de vingerzettingen en de boogstreken. Pas nadien, als je dat allemaal onder de knie hebt, kan je op de interpretatie en de betekenis beginnen te focussen.’

Energie en emoties

‘Maar wat ik het allerlastigste vind om juist te krijgen, is de verdeling van je energie. Tsjajkovski vraagt om heel uitgesproken emoties. Je moet op vlak van expressiviteit altijd tot het uiterste gaan. Maar hoe doe je dat in een werk van meer dan een half uur? Je moet elke keer opnieuw boven jezelf uitstijgen. Je kan niet al je kruit in het begin verschieten, dan ben je uitgeblust tegen het slotdeel. Dus dat is voor mij de meest delicate balans die je moet zoeken. Hoe houd je de controle over je energie en je emoties, en druk je ze tegelijkertijd te allen tijde ten volle uit?’

Ze krijgt op dat vlak weliswaar wat hulp van haar instrument. Bomsori lijkt soms wel vergroeid met haar Guarneri del Gesù uit 1725. Op de albumhoes van haar plaat 'Violin on Stage' houdt ze haar viool in een innige knuffel vast. Tijdens interviews heeft ze hem regelmatig op schoot liggen. ‘Het is een verlengstuk van mezelf,’ zei ze daar in eerdere artikels al over.

Voor Tsjajkovski is deze specifieke strijker bovendien de ideale compagnon de route ‘omdat het zo een dynamisch instrument is. En dan heb ik het voor alle duidelijkheid niet over de luidheid. Er gaat een soort kracht van uit, die ervoor zorgt dat je als toeschouwer naar binnen gezogen wordt. Dankzij mijn instrument kan ik zelfs in de rijke orkestratie van Tsjajkovski standhouden zonder alles aan driedubbele forte te moeten spelen. Soms is het zelfs boeiender als ik kan “fluisteren”. De concentratie die ik dan krijg van een publiek, dat voelt geweldig inspirerend.’

AI, ai, ai

Minstens even belangrijk is dat ze elke keer weer een unieke band met het orkest kan smeden. Dat ze elke keer een nieuwe frisheid in de uitvoering kan injecteren. Ondertussen heeft Bomsori het concerto al vele tientallen keren uitgevoerd, telkens opnieuw blijft het een zoektocht om die connectie te vinden. ‘Het is elke keer een fantastische ervaring, maar elke keer zo verschillend. Je krijgt telkens zo veel unieke input van de dirigent waarmee je samenwerkt. Elk orkest heeft een eigen geschiedenis met dit werk. En zelfs wanneer je tijdens een tournee meerdere keren met hetzelfde orkest speelt, verandert het nog van dag tot dag. De locatie is anders, je gemoedstoestand kan verschillen ... dat speelt allemaal mee, en daardoor kom je elke keer weer tot een unieke vertelling. Gelukkig maar. Anders kan je evengoed met AI-muzikanten spelen.’

Dat moet de wereldkampioen Go op 9 maart 2016 ook gedacht hebben. Lee Sedol, op dat moment met mijlen voorsprong de beste speler ter wereld, nam die dag plaats aan het bord voor de belangrijkste wedstrijd uit zijn carrière. Tegenover hem zat geen menselijke tegenstander, maar een computer: AlphaGo, een programma ontwikkeld door onderzoekers van Google. Zelfverzekerd legt Lee Sedol de eerste zwarte steen. No way dat een computer hem zou kloppen. Go werd – in tegenstelling tot bijvoorbeeld schaken – als onkraakbaar aanzien. Er zijn te veel mogelijke zetten om het spel uit te rekenen, en je hebt bovendien een aantal uniek menselijke eigenschappen voor nodig: creativiteit om er zo maar eentje te noemen.

In het tweede spel, bij de 37ste zet om precies te zijn, vallen de monden van alle commentatoren open. Lee Sedol komt na een rookpauze weer aan het spelbord zitten ... en staart twaalf minuten lang met verstomming geslagen naar de laatst geplaatste steen. In een interview nadien zou hij vertellen dat hij tijdens die twaalf minuten nagedacht heeft over wat begrippen als ‘schoonheid’ en ‘creativiteit’ nu eigenlijk nog betekenen. Niet veel later zou Lee Sedol zijn pensioen aankondigen. Het had voor hem geen zin meer.

Bomsori kent het verhaal. Ze lacht als ik haar vraag of zij haar eigen Move 37 al heeft meegemaakt. ‘Zeker niet zo radicaal. Mijn parcours gaat gelukkig iets gelijkmatiger. Al denk ik dat we als musici net het onnoemelijke geluk hebben dat we elke keer weer dat eureka-moment kunnen beleven met het publiek. Alsof elk concert het potentieel heeft om een kleine Move 37 te zijn.’