Waarom Saariaho altijd magie blijft
Op 2 juni overleed componiste Kaija Saariaho. Daarmee werd onze - eerder geplande - concertreeks 360° Saariaho plots een onverwacht eerbetoon aan de meest poëtische grande dame van de hedendaagse muziek.
Melissa Portaels
1. Dromen als inspiratie
De Finse componiste Kaija Saariaho (1952-2023) droomde van muziek. Toen ze als kind niet kon slapen, vroeg ze haar moeder om haar hoofdkussen ‘uit te zetten’, zodat de klankenstroom zou stoppen. Later nam Saariaho een diepe duik in haar onderbewustzijn en hield ze een droomdagboek bij. Het intrigeerde haar hoe we onsamenhangende gebeurtenissen, personages en plaatsen in onze dromen toch als een coherent verhaal ervaren. Enkele van haar composities, zoals ‘Im Traume’ (1980) en ‘From the
Grammar of Dreams’ (1988), nemen dat gegeven expliciet als uitgangspunt. Ook in andere werken speelt Saariaho met ons tijdsgevoel. Abrupte verschuivingen en contrasten in ritme, dynamiek en timbre (ruisklanken versus zuivere geluiden, met stem versus fluisteren, dichtbij klinkend versus veraf, mens versus electronica...) vormen een wriemelende wirwar van associaties die recht uit haar verbeelding lijken te komen. In een interview zei ze daarover: “I want to communicate with the inner world of my listeners, just as my music expresses my inner imagination.”
‘Lonh’ (1996) voor sopraan en electronica
De tekst in ‘Lonh’ komt uit het middeleeuwse lied ‘Lanquan li jorn’ van de troubadour Jaufré Rudel en gaat over onbereikbare liefde, een thema dat ook weleens onze dromen beheerst. Naargelang het stuk vordert, raakt niet alleen de tekst maar ook de muziek steeds meer versnipperd en belanden we in de gelaagde textuur die Saariaho’s werk zo typeert.
2. Verbinding met de natuur
Titels werden met de grootste zorg door Saariaho uitgekozen en hielpen haar om ideeën te kristalliseren. Niet zelden vind je er verwijzingen naar de natuur. Opgroeiend in Finland hoorde ze overal muziek in: de wind door de bomen, de branding van de zee, het smelten van de sneeuw en het veranderen van het licht. Klank kreeg in Saariaho’s kinderlijke beleving vorm in geuren en kleuren. Geen wonder dat ze later aansluiting vond bij het spectralisme, een van oorsprong Franse stroming die de analyse van klank en klankkleur centraal stelt. Met regelmaat klinken de geluiden uit de natuur in de electronica waarmee Saariaho haar werk verrijkt (over werken met computers vertelt ze in dit interview). Maar ook op structureel niveau vond Saariaho inspiratie in de natuur.
‘Nymphéa’ (1987) voor strijkkwartet en electronica
In ‘Nymphéa’ is de symmetrische vorm van de waterlelie en het cyclische verloop van groei, bloei en afsterven het uitgangspunt van Saariaho’s compositie. Door toedoen van andere natuurlijke elementen zoals de wind en het golvende water wordt de symmetrie van de bloem verstoord, waardoor we ze telkens anders te horen krijgen.
3. Technologie met een hartslag
In 1982 vestigde Saariaho zich in Parijs, waar ze aan het IRCAM (Institut de Recherche et Coordination Acoustique/Musique) uitgebreid onderzoek naar klank deed. Saariaho’s ultieme doel was er niet zozeer het ontwikkelen van elektronisch gegenereerde muziek - daar ervoer ze alleen maar doodsheid in - maar de diepste kern van klank als materie verkennen. In haar muziek gebruikte Saariaho de technologie vooral in functie van de klank van een uitvoerder en om de textuur van de klanken te verrijken en uit te breiden. De energie die van een live uitvoering uitgaat, bleef met voorsprong het belangrijkste ingrediënt.
‘Amers’ (1992) voor cello, ensemble en electronica
Een speciaal door IRCAM ontwikkelde microfoon zorgt ervoor dat het geluid van elke snaar van de cello apart versterkt en gemanipuleerd kan worden. Saariaho creëert in ‘Amers’ met de verschillende muzikale entiteiten – cello, ensemble en electronica – een driedimensionale verweven klank, waarin soms de eigenheid van de cello naar voren treedt, dan weer die van het ensemble of de electronica.
4. Dichterlijke vrijheid
Saariaho maakte er geen geheim van sterk begeesterd te zijn door literatuur. Achter zowat elk werk gaat een literaire tekst schuil. Vaak is het een communicatiemiddel tussen componist en uitvoerder en hoeft deze niet eens gedeeld te worden met het publiek. In ‘NoaNoa’ voor fluit solo en electronica (1992) spreekt en fluistert de fluitist in het mondstuk: het zijn tekstflarden uit het gelijknamige reisdagboek naar Tahiti van de kunstenaar Paul Gaugain. Dat de tekst daardoor onverstaanbaar wordt voor het publiek, is niet zo erg. Het is vooral de intensiteit van het fluisteren die de zo bijzondere klankkleuren voortbrengt.
‘Laconisme de l’aile’ (1982) voor fluit solo
In deze compositie klinken enkele verzen van de Franse dichter Saint-Jean Perse: eerst duidelijk gereciteerd door de uitvoerder, maar geleidelijk aan gaat diens spreekstem via fluisteren over naar abstracte klanken.