Het geheugen van een ruimte
Een column van Joanna Bailie
De productie is geïnspireerd op een kortverhaal van de Duitse schrijver Salomo Friedlaender ‘Goethe spricht in den Phonographen’, geschreven in 1916 en in zijn geheel opgenomen in Friedrich Kittlers boek “Gramophone, Film, Typewriter”. Het kortverhaal vertelt hoe een professor, die indruk wil maken op de vrouw van wie hij houdt, een bezoek brengt aan Goethes studeerkamer en probeert de stem van de allang overleden schrijver te vangen en te reproduceren. Het experiment van de professor is gebaseerd op de theorie dat geen enkel geluid in een ruimte ooit volledig verloren gaat – dat geluidsgolven blijven bestaan lang nadat de oorspronkelijke bron de kamer heeft verlaten, en op een steeds kleiner wordende amplitude heen en weer stuiteren tussen de muren, tot in de eeuwigheid.
Friedlaenders verhaal situeert zich op het kruispunt van de eerste opnametechnologie, sciencefiction, het geheugen en poëzie, en die plek is het uitgangspunt voor een meer hedendaagse benadering: een stuk voor een wereld die vergeten is hoe dingen werken. Honderd jaar nadat het verhaal is geschreven, zijn we er nog altijd niet in geslaagd die geluidsgolven op extreem lage amplitudes te ontdekken of te capteren. We hebben nog niet eens bewezen dat ze überhaupt bestaan. Wat we daarentegen wel zeker weten, is dat het idee dat ze bestaan, dat ze zich continu, stilletjes op elkaar stapelen tot theoretisch achtergrondlawaai, en dat ze misschien een soort geheugen van een ruimte vormen, een heel verleidelijk idee is. De gangbare theorieën dat geluid vluchtig en ongrijpbaar is, worden op hun kop gezet en vervangen door het idee dat geluid een materie is die groeit.
Wat zouden we horen in een ruimte als we het volume kunnen versterken van alles wat ooit in die ruimte heeft weerklonken? In ‘1979’ staan muzikanten en sprekers langs de muren van een vertrek, ze symboliseren de punten waar geluiden tegen de muren botsen, een enscenering van een heel theoretisch idee. De geschiedenis van een ruimte is in stukken verdeeld door een soort sonisch equivalent van time-lapse fotografie en zo ontstaat er een performance van 45 minuten. In deze productie wordt de tijd achteruitgedraaid, de voorstelling begint dus met een maximale verzameling geluiden en die worden beetje bij beetje ontrafeld tot men terugkeert tot bij het allereerste ‘geluid’, losse liedflarden. De speculatieve wetenschap en de complexiteit krijgen een tegengewicht mee, de transparante aanpak en het verlangen om het menselijke verhaal te vinden dat de kern van deze theorie vormt. Sonische weerkaatsing (of ‘echo’) ontpopt zich tot een fenomeen waarbij de geschiedenis zichzelf onthult en vormt de basis voor een alternatieve muzikale dramaturgie.