Chopin als leidraad voor het leven
Daan Vandewalle
Er valt veel te vertellen over Chopins beruchte opus 10. Deze ‘Études’ behoren al sinds de 19e eeuw overal ter wereld tot het vaste pianocurriculum. Ze waren om meerdere redenen een absolute vernieuwing van het pianorepertoire. Chopin was namelijk de eerste die pianostudies schreef met de bedoeling om ze op een concertpodium te spelen, en niet als ‘huiswerk’ voor de pianist. Daarnaast zorgde hij simpelweg voor een kantelpunt in de manier waarop het instrument bespeeld werd. Zijn nieuwe speeltechniek, met roterende pols, nam afstand van de pianofortetechniek, die op zijn beurt dan weer schatplichtig was aan de klavecimbeltraditie. Het was letterlijk het begin van een nieuw tijdperk voor de pianist, dat tot op vandaag muzikanten inspireert.
Componist Bernhard Lang, zelf pianist van opleiding, werd in zijn studies zoals iedereen geconfronteerd met deze ‘Études’ en bleef zijn hele leven lang gefascineerd door de muzikale rijkdom van het werk. Zijn ‘Monadologie XXXVI’ uit 2020, een monumentale cyclus gebouwd op de etudes van Chopin is dan ook een hommage aan de ‘golden age of pianoplaying’. Hij gebruikt het originele materiaal niet om het te vernietigen of er zich tegen af te zetten. Eerder zoekt hij naar een nieuwe manier om er inhoud mee te creëren, via loops, transformaties en harmonische herinterpretaties.
Elk van de twaalf studies begint onmiskenbaar met de originele noten van Chopin. Maar al snel neemt elk beeld een ander traject. De beroemde ‘Étude nr. 1’ van Chopin geeft bijvoorbeeld aanleiding tot een schets van een studeermoment van een jonge pianist. In obsessieve herhaling oefent de pianist de moeilijke eerste noten van de etude. Andere studies, zoals ‘Étude nr. 6’, worden door Bernhard Lang richting de impressionistische jazzballades van Bill Evans geduwd.
Twee van de studies worden nog verder uitgewerkt en krijgen een extra titel. ‘Étude nr. 11’, de arpeggiostudie, transformeert in een pianosoundscape met de titel ‘Cosmic Plains’. ‘Étude nr. 12’, de zogeheten ‘Revolutionaire studie’, krijgt de titel ‘Whatever Keith would have said’. Lang stelt in dat werk de vraag wat zijn pianoleraar Keith Emerson, die door zelfdoding om het leven kwam, zou gevonden hebben van de radicale herwerking van een van de meest iconische werken uit de pianoliteratuur. Tegelijk zoekt de componist in deze laatste studie naar een antwoord op de vraag waarom zijn pianoleraar zijn leven beëindigde. De kracht van muziek als het leven zelf.
Chopin was zelf op zoek naar het antwoord op de vraag waar de muziek heen moest. Aan het einde van zijn leven begon hij aan een derde reeks pianostudies, waarvan hij er slechts drie kon afwerken. Alle drie staan ze in groot contrast met de eerste pianostudies, opus 10, en gaan ze verder op de weg die hij insloeg voor zijn even beroemde tweede pianostudies, opus 25. Een weg die leidde richting intimiteit, vroeg expressionisme en exploratie van klankkleuren.
Ook de in België wonende Amerikaanse componist Frederic Rzewski (1938-2021) stelde zich in zijn werk vragen bij het leven. Meer dan dertig jaar lang mocht ik hem een vriend noemen. We hebben talloze samenwerkingen gekend, van creaties tot gezamenlijke concerten, en konden urenlang gesprekken voeren over zijn muziek, muziek in het algemeen, literatuur, kunst. Hij was een van de belangrijkste componisten van zijn tijd, en zijn werk mag voor mij als cultureel werelderfgoed beschouwd worden.
Rzewski schreef ‘Worried’, wellicht zijn laatste volledig afgewerkte compositie, in 2021. De wereld was toen geen leuke plek. Middenin de coronacrisis, ten tijde van social distancing, een stilgelegd cultureel en sociaal leven, en catastrofescenario’s over ziekenhuizen en woonzorgcentra, kwam bij Rzewski een grote angst naar boven. Angst voor de dood. Voor een finaliteit. In onze gesprekken vertelde hij bijvoorbeeld over de moeite die het hem kostte om een stuk te voltooien, een angst die hij naar eigen zeggen deelde met Beethoven.
Een andere blik op het leven dan wat hij voor ogen had in ‘Rubinstein in Berlin, for speaking pianist’. Het werk begint met Chopins beroemde nocturne in cis klein, waarna de pianist – Rubinstein dus – letterlijk het woord neemt. Hij vertelt het verhaal over zijn aankomst in Berlijn. Vol grote verwachtingen begint hij aan een pianocarrière die volledig vastloopt, met alle financiële gevolgen vandien. Rubinstein, die later uiteraard zou uitgroeien tot de beroemdste pianist van zijn tijd, besluit dat het leven geen zin meer heeft en dat het beter is er een eind aan te maken. Maar hij overleeft als bij mirakel zijn zelfmoordpoging. De koord waarmee hij zich in zijn hotelkamer wou ophangen breekt in tweeën. Het doet de pianist nadenken over de schoonheid van het leven, de mensen en… Chopins muziek. Op dat moment komt hij tot het inzicht dat het de moeite waard is om te leven. Een leven dat vervolgens helemaal in dienst zal staan van de muziek.
Chopin als leidraad voor het leven. Een wandeling door het werk en leven van drie componisten.