Plechtstatige klasse
Een column van Jasper Gheysen
Sommige muziek geurt naar duffe wierook, het stof van weleer dat in de plooien van de tijd is blijven hangen. Maar niet bij Georg Friedrich Händel. Hij is een componist wiens noten niet zomaar klinken, maar plechtig opstaan, de borst vooruit, de blik omhoog. Zijn muziek is geen vluchtig vuurwerk, geen lichtzinnige gril. Nee, zij torst het gewicht van de eeuwen en straalt een klasse uit die niet vervaagt.
In mijn Leuvenjaren, bij een opvoering van de ‘Messiah’, proefde ik deze statigheid voor het eerst écht. Geen zachte inleiding, geen subtiele verleiding, maar een majesteitelijke omarming van klank en geest. “Comfort ye”, en daar was het al: de stem, de strijkers, het universum dat zich langzaam opent. Het is alsof Händel zijn luisteraars niet enkel wil vermaken, maar hoger wil optillen en verlossen van hun aardse beslommeringen. Recht naar de gewelven van iets groters. Deze kennismaking werd een levenslange fascinatie.
Dat Händel geen schepper van louter mooie melodieën was, maar een bouwer van echte karakters, werd me helemaal duidelijk toen ik iets later mijn bachelorpaper wijdde aan zijn muziekdrama ‘Hercules’. Terwijl zijn tijdgenoten zich nog gemakzuchtig tevreden stelden met eendimensionale helden en stereotiepe diva’s, boetseerde Händel zijn personages uit vlees en bloed. Hier geen kartonnen deugdzamen of simplistische schurken, maar mensen van strijd, passie, twijfel. Zijn muziek gaf hen stem, ziel en adem. De noten waren geen versiering, geen sierlijke geplogenheden, maar straffe contouren van menselijke emoties. Ik raakte hoe langer hoe meer verstrikt in Händels wereld en web, en eerlijk gezegd: ik ben er nooit meer helemaal uitgekomen.
Plechtstatigheid is vaak een onbegrepen woord. Het roept beelden op van het starre en het stijve, van het gewicht van traditie dat soms meer last dan luxe lijkt. Maar bij Händel is plechtstatigheid iets anders. Het is geen opgelegde ernst, geen loodzware devotie, maar een natuurlijk gezag, een vanzelfsprekende grandeur die niet hoeft te schreeuwen om gehoord te worden. De eeuwige klasse van zijn muziek ligt in haar vermogen om tegelijkertijd verheven en meeslepend te zijn, om luisteraars te omarmen zonder hen te verstikken, om met koninklijke allure boven de tijd te staan en toch altijd opnieuw direct het hart te raken.
Händel is geen museumstuk, geen geparfumeerd relikwie voor de liefhebbers van gisteren. Hij is een monument, een baken van tijdloze schoonheid, een herinnering aan wat muziek kan zijn wanneer zij haar volledige gewicht durft te dragen. En telkens als zijn klanken opnieuw in de lucht trillen, is het alsof de eeuwen even stilvallen – een moment van zuivere, plechtstatige klasse.
Jasper Gheysen is musicoloog en oprichter van JAMM, een creatieve onderneming die muziek toegankelijk wil maken voor een breed publiek. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke