Heb mij lief
Een column van Mien Bogaert
Voor iemand als Charles II, de Engelse, Schotse en Ierse koning voor wie ‘Venus and Adonis’ ter vermaak werd geschreven, was de klassieke oudheid weinig meer dan een gebruiksobject, een dialoogpartner op basis waarvan hij zijn eigen identiteit kon vormgeven. In het hoofdpersonage, de schone Adonis, herkende het adellijke publiek als vanzelfsprekend haar gastheer, de koning zelf.
En deze liet zich niet inperken. Waar in Ovidius’ ‘Metamorfosen’ Venus haar lieveling waarschuwt met de woorden: “maar jij, mijn lief, - jaag niet op leeuwen, op geen enkele diersoort dat net als zij geen laffe rug, maar open aanvalskracht vertoont; want anders zal jouw moed ons beider noodlot zijn …”, daar klinkt het in John Blows masque heel anders. Venus moedigt de tegenstribbelende Adonis net aan om op jacht te gaan: “haast je weg, geniet van je vrijheid, want niets voedt mijn verlangen naar jou meer dan jouw afwezigheid.” Aan een koning zijn geen grenzen gezet.
Wanneer Adonis samen met zijn vrienden de everzwijnen achterna holt, speelt zich op het thuisfront een gewaagd-ondeugende scène af. Het tweede bedrijf van John Blows ‘Venus and Adonis’ laat Ovidius’ ‘Metamorfosen’ helemaal links liggen en put inspiratie uit de ‘Ars Amatoria’, Ovidius’ ironische en subversieve leerdicht over de liefde, een harde schop tegen de schenen van Keizer Augustus’ morele hervormingen en misschien wel de reden waarom de Latijnse dichter naar een troosteloos oord aan het einde van de toenmalige wereld werd verbannen.
Venus – in dit bedrijf de koning in travestie? – geeft liefdesadvies aan Cupido en die onderricht op zijn beurt een school kleine liefdeshulpjes die braaf elke lettergreep herhalen die hij voorspelt. De lessen zijn van even dubieuze aard als Ovidius’ liefdeshandleiding. Extra pikant wordt dit alles wanneer men de premièrebezetting bekijkt: Venus werd door een minnares van koning Charles II gezongen en de rol van Cupido door het negenjarige kind dat uit deze buitenechtelijke verhouding werd geboren.
Het verhaal kent haar klassieke einde: door een everzwijnentand doorboord sterft de schone Adonis en Venus weent daarbij bittere tranen. Een metamorfose zoals bij Ovidius, waarbij Venus Adonis in een windroos verandert, vindt echter niet plaats. De koning is dood en wolken vol verdriet hangen over het land, de mooie Venus. Zo steekt in deze masque die tussendoor voor prikkelend vermaak zorgt uiteindelijk een waarschuwing: heb je koning lief of eeuwige treurnis wordt je deel.
Wat haal je echter als huidig publiek uit een opvoering van John Blows ‘Venus and Adonis’? Inhoudelijk, naast het esthetische, het relaxerende genot, naast het onthaasten, het nostalgisch zwelgen in een eenvoudigere tijd, in een pastorale idylle die met 17de-eeuwse (toen hoogtechnologische) middelen wordt opgeroepen?
Uiteindelijk is het de schreeuw om liefde die in dit werk blijft fascineren. De ultieme relatie tussen Adonis, de schoonste jongeling op aarde en Venus, de liefdesgodin zelf. Met tussendoor praktische tips om deze in stand te houden. Van zo’n relatie – of een uiterst kortstondig moment van geluk, gedoemd om tragisch te eindigen – droomde koning Charles II. En van zo’n relatie dromen ook wij graag. De voorstellingen die we bezoeken zijn ook voor ons niet meer dan gebruiksobjecten, dialoogpartners met wie we in een continue ‘monologue intérieur’ onze eigen dromen en verlangens bespreken.
Mien Bogaert is musicoloog en dramaturg. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke