Luister anders
Tomas Serrien
Op de herdenkingsplaat van Emilio de’Cavalieri die in 2002 werd aangemaakt in een Romeinse basiliek pronkt in grote letters: ‘schepper van de eerste opera’s’. Is zijn Rappresentazione di anima et di corpo uit 1600 de eerste opera in de muziekgeschiedenis? Of is die eer weggelegd voor tijdsgenoot Jacopo Peri die met Dafne en Euridice het baanbrekende muziektheater vormgaf?
De vragen zijn kenmerkend voor de manier waarop we vandaag naar oude muziek luisteren. We delen de muziek op in vormstijlen zoals opera’s, madrigalen en oratoria en voelen de noodzaak om pioniers zoals de’Cavalieri een speciale plek te geven in de geschiedenis vanwege hun originaliteit. We vergeten echter dat de discussie over muziekstijlen in de vroege 17de eeuw weinig te maken had met het opbouwen van een authentiek muzikaal canon. Muziek maken was toen een ambacht van klanktovenaars die een passende soundtrack maakten bij een unieke sociale context.
Componisten schreven in opdracht van kerken, koningen en edellieden. Dat was bij de’Cavalieri niet anders. Zijn aristocratische muziek kwam ten gehore tijdens huwelijken en diende als een muzikaal gebed om de geloofsbeleving te symboliseren. Het was niet de gewoonte om de muziek daarna nog in een andere context te laten weerklinken. Zodra de activiteit waar de muziek voor diende voorbij was, verdween ook ‘de muziek’.
De reden waarom een componist een bepaalde stijl claimde had alles te maken met het bestendigen van macht en aanzien in de toenmalige standenmaatschappij. De’Cavalieri wilde een goede beurt maken in het conservatieve Rome en verdedigde dat zijn vernieuwende muzikale stijl perfect aansloot bij de doelstellingen van de contrareformatie. Zo hield hij zijn religieuze broodheer tevreden. Het is pas veel later dat de gewone bevolking die oude muziek is gaan waarderen vanwege muzikale redenen. Toen de moderne burgerij in de 19de eeuw opkwam, begon de opbouw van een muzikaal canon als een bundeling van ‘magistrale muzikale werken’.
We conceptualiseren dit door muziek in onze verbeelding in een museum te plaatsen. We geloven sinds dan dat muzikale werken bestaan als authentieke objecten, net zoals een schilderij van Monet of van Gogh. Een concert bijwonen is zoals het maken van een korte wandeling door dat museum. De'Cavalieri pronkt tussen de afdeling renaissance en barok als een authentieke fossiel van een vervlogen muzikale tijd waar we het begin van de opera situeren.
Luister je anders naar deze muziek met het besef dat het niet per se bedoeld was om in de vorm van een concert te overleven? Maakt het uit of zijn werk het verdient om deel uit te maken van het muzikaal canon? Ik daag je uit om de muziek vanavond niet te zien als een origineel object in de geschiedenis, maar als een betekenis die jij als luisteraar vormgeeft. Staar je niet blind op het idee dat de’Cavalieri een authentieke muziekstijl belichaamt. Wie weet opent zich zo een pad naar nieuwe vormen van muzikale schoonheid.