Alaaf!
Een column van Florestan Bataillie
Ik moet iets bekennen: ik heb niet echt iets met carnaval.
Neem het me niet kwalijk - het ligt vast aan mij.
Veel mensen houden immers van optochten en parades.
Van stoeten en fanfares.
Van reuzen en maskerades.
Hier in Vlaanderen stond het Oilsjters (Aalsters) Carnaval van 2010 tot 2019 op de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid van de UNESCO - een hele mond vol. Na een racistisch incident dat de wenkbrauwen wat dieper deed fronsen dan anders was het liedje uit. Wat is carnaval eigenlijk?
Van oorsprong is het een omkeringsritueel en volksfeest voorafgaand aan de vastenperiode. Onder het toeziend oog van Prins Carnaval mag men nog voor héél even ongegeneerd het zwijn uithangen op politiek incorrecte praalwagens.
Hand in hand ermee gaan sinds oudsher ook ‘de bijwerkingen’.
De weeïge urinegeur die opstijgt uit de publieke toiletten wanneer de namiddagzon de pissijns opwarmt. Of hoe je met je sneakers blijft kleven aan het verschaalde bier dat overvloedig gemorst wordt op de kasseien.
Een halfverteerde maaltijd waar je op stuit op de stoep, vakkundig uitgebraakt na een nucleaire aanval geestrijke dranken.
Ik verbaas me soms over de normativiteit van deze haast apocalyptische taferelen, gearroseerd met liters lauwe pils en kilo’s wakke frieten.
En dan heb je aan de andere kant van het spectrum Robert Schumann.
Zijn Carnaval opus 9 omvat 21 tafereeltjes van feestvierders die zich eveneens verheugen om de komst van de lente. Hij maakte muzikale karaktertekeningen van zichzelf, vrienden en collega’s, aangevuld met figuren uit de Commedia dell’arte.
Pierrot en een harlekijn.
Pantalone en Colombina.
Maar ook Chopin en Paganini passeren de revue.
En - geloof het of niet- er is ook een miniatuurtje dat mijn voornaam draagt.
Naast zijn werk als componist leverde Schumann ook bijdragen als recensent in Die Neue Zeitschrift für Musik. Hij schreef kritieken op muziek in die tijd en afhankelijk van zijn waardering ondertekende hij zijn schrijfsels met Florestan, Eusebius of Master Raro.
Florestan was Schumanns gepassioneerde, uitbundige en soms impulsieve alter ego. Dat hoor je goed in de capricieuze pianopartij van het gelijknamige deeltje in het Carnaval. Haaks ertegenover staat Eusebius die zich als een romantische dromer gedraagt. Raro is dan weer de gulden middenweg, hij brengt rede en logica.
Florestan den Wilden,
Eusebius den Milden.
Ik kan me er eigenlijk, gek genoeg, wel in vinden.
En u?
Wie bent u in dit Carnaval?
Schumann componeerde (helaas) geen deeltje ‘Voil Jeanetten’, maar zelfs zonder rituele popverbranding is dit verfijnde défilé al bijna 200 jaar een feest voor het oor.
Florestan Bataillie is pianist, componist, schrijver en maakt theatervoorstellingen over klassieke muziek. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke