Tenor Ian Bostridge: 'Het publiek moet mee betrokken worden'
Met Ian Bostridge strikte het Belgische ensemble Oxalys een van de beroemdste tenoren van het moment. Aangrijpende Engelse liederen maken het concert voor hun dertigste verjaardag helemaal onvergetelijk. ‘Als kind was ik al geobsedeerd door liefde en dood.’
Al dertig jaar siert Oxalys de Belgische én buitenlandse podia. Hun feestjaar 2023 zetten ze in met de Brit Ian Bostridge aan hun zijde, die als opera- en liedzanger op podia over de hele wereld gevraagd wordt. Het ensemble werkt wel elk jaar samen met grote artiesten, “maar het is toch extra uitkijken naar de komst van Bostridge”, verklapt artistiek coördinator en contrabassist Koenraad Hofman. Zo’n grote naam strikken was ook voor een bekend ensemble geen sinecure. Goede connecties, een portie geluk, en vooral een bijzonder knap programma: dat overtuigde de tenor om de krachten te bundelen met Oxalys.
Op het lijf geschreven
Het zit in het DNA van Oxalys om het publiek te trakteren op originele pro-gramma’s waarin bekende en te ontdekken juweeltjes elkaar afwisselen. Maar het programma waarmee ze uitpakken in Muziekcentrum De Bijloke (en nadien in de Elbphilharmonie in Hamburg) is zowel de tenor als het ensemble op het lijf geschreven. Ze putten uit het rijke Engelse --lied- en instrumentale repertoire van de belle époque. Van eind 19de eeuw tot het begin van de Eerste Wereldoorlog waren in Engeland namelijk heel wat beroemde componisten aan het werk. De aangrijpende liedcycli ‘On Wenlock Edge’ van Ralph Vaughan Williams (1872-1958) en de ‘Seven Scottish Airs’ van Gustav Holst (1874-1934) zijn hoogtepunten en prijken al jaar en dag op het repertoire van Bostridge. Toch was voor Hofman de ‘spark’ voor de samenwerking de muziek van Peter Warlock, Felix White en – vooral – Jonathan Dove: onbekend en onbemind, maar “eens je hun muziek hoort, ben je er onmiddellijk aan verknocht”.
Very English
Leg de muziekstijl van die Engelse componisten naast de soms uiterst vernieuwende muziek van hun collega’s van het vasteland, en je merkt snel een verschillende ‘mindset’. De schilderachtige harmonieën van hun Franse collega Maurice Ravel konden Vaughan Williams, Warlock, Dove en Holst wel smaken, maar van Arnold Schönbergs atonaliteit of Igor Stravinski’s expressionisme hielden ze zich liever ver weg. Hun liederen verklanken de queeste om hun muziek zo evocerend en zo ‘English’ mogelijk te maken. Enerzijds verrassen ze door de instrumentale effecten die het achterliggende verhaal van de tekst suggereren, anderzijds zijn ze qua onderwerpen steevast ‘down to earth’.
Liefde en dood worden bezongen aan de hand van herkenbare situaties. En laat net dit dé thema’s zijn die Bostridge op uiterst fijnzinnige wijze aanvoelt. “Zelfs als kind was ik al geobsedeerd door alles wat te maken had met de liefde en de dood”, vertelde de tenor eerder in The Guardian. “In die zin zit liederen zingen mij al een leven lang in het lijf. Ik herinner me dat ik tien jaar oud was en met mijn vrienden over de dood probeerde te praten, die daar uiteraard helemaal niet mee bezig waren.” “Ik was altijd geïnteresseerd in dingen die met de uitersten te maken hebben. Zo bestudeerde ik als tiener de theoretische natuurkunde samen met de geschiedenis en de filosofie van de wetenschap, waarbij ik zocht naar de ultieme oorsprong van alles rondom ons.”
Diepgang
Over uitersten gesproken: de combinatie van liederen en instrumentale muziek die Oxalys en Bostridge presenteren, is niet toevallig. Voor de belle-époquecomponisten waren dit namelijk de krachtigste genres van allemaal, waarin ze het meeste werk, betekenis én diepgang staken. Om die gelaagdheid, emoties en achterliggende verhalen aan het publiek van vandaag over te brengen, is er volgens Bostridge maar één strategie. “Het publiek moet mee betrokken worden”, legt hij uit in een interview met radio WNIB. Als zanger ziet hij erop toe dat je je als luisteraar niet louter nestelt in je zetel. Samen met de andere uitvoerders vertelt hij het muzikale verhaal zo “dat het publiek het lied niet alleen begrijpt, maar ook echt meebeleeft”.
Tekst: Waldo Geuns