Geen woorden, maar adem
Een column van Maarten Vandenbemden
Op de gitaar is elke noot en elk akkoord een klein leven: de klank wordt tot leven geplukt maar kan niet (zoals bij strijkers en blaasinstrumenten) gerekt of gemanipuleerd worden. Vanaf de aanslag dooft de vibratie van de noot onverbiddelijk uit naar de absolute stilte.
Kan je je eerste ademhaling nog voorstellen? Hoe je, amper ontsnapt aan de moederschoot, reflexmatig de pasgeboren longetjes volzoog met een eerste teug frisse lucht? De lucht die ons omgeeft en leven geeft, de lucht die we overigens delen met alle andere mensen en dieren op de blauwe planeet. Intiemer komen we niet met elkaar in contact dan door die gedeelde ademtocht. Mi aliento es su aliento.
Vanaf ons allereerste moment tot onze laatste minuut laven we ons nagenoeg onbewust en onafgebroken aan de weldoende zuurstof die onze eerste basisbehoefte is. In de mallemolen die we met zovelen van kritische noten voorzien, maar die we tegelijk op volle kracht blijven aandrijven, trappen we echter vaker dan gezond op onze adem. Het is veelzeggend dat we zelfs met de basisstroom van ons leven zo reactionair omspringen dat we er pas aandacht aan schenken wanneer we al verregaand ‘buiten adem’ zijn (en zeg nu zelf, waar zijn we dan?).
Gelukkig is er nog muziek die de tijd zo weldadig manipuleert dat er ruimte ontstaat om op adem te komen, het ritme van de muzikale zinsbogen te volgen, mee te deinen op de subtiele stroom van melodieuze lijnen. En je hoeft heus geen zanger of fluitist te zijn om de muziek vanuit je eigen adem leven in te blazen. Precies voor gitaristen, die van noot tot noot de illusie van onderling verbonden klanken in stand moeten houden, is die koppeling met de eigen ademhaling van levensbelang.
Met ‘El último aliento’ vestigt de Hongaars-Tsjechische gitariste Zsófia Boros onze aandacht op de laatste adem die ons uit de wereld van de klank terugvoert naar de totale stilte. Het accent op de Spaanse ú raakt me diep, alsof de zinsnede zo nog intenser snijdt. Het is een moment van schitterende fatale schoonheid: het uitklinken van een laatste noot, het onvermijdelijke uitdeemsteren van het leven in de gitaarsnaar, en daarna alleen nog de gewijde stilte waarin we collectief de adem inhouden om die onwereldse magie niet te verstoren. Een stilte die aanzwelt en waarin we samen mogen baden – tot de luchtbel barst en we ons overgeven aan het applaus.
Een aantal jaren geleden bleef het na een Wapenstilstandconcert in de Kunstacademie van Halle minutenlang stil in de indrukwekkende basiliek. Het was de mooist denkbare hommage in dat bijzondere moment en zei meer dan zelfs een staande ovatie had kunnen doen.
Zullen we onszelf vandaag na het laatste akkoord trakteren op zo’n zalige stilte? Ik ben er zeker van dat het adembenemend mooi wordt.
Maarten Vandenbemden is gitarist en docent aan KASK&Conservatorium Gent en het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke.