Tussen Haydn en Mozart
Vlad Weverbergh
Over het programma
De Weense componist Franz Joseph Haydn (1732-1809) wordt wel eens “de vader van de symfonie” genoemd. Hij schreef er meer dan honderd en werd zo een internationale beroemdheid. Uiteraard werden ook elders symfonieën geschreven. Zo kende Parijs een hele generatie componisten die net als Hyadn nieuwe paden binnen dit genre bewandelden. Onder hen bevond zich de Vlaamse componist Hébert Leemans “de Bruges” (1741-1771). Nadat hij was opgegroeid in een zeer muzikale familie in Brugge, trok deze uiterst getalenteerde kunstenaar rond 1765 naar Parijs, waar hij maar liefst veertien symfonieën schreef voor zijn veel te vroege dood in 1771. Hij stierf nog voor hij dertig werd.
De symfonieën van Leemans werden tussen 1765 en 1771 te Parijs geschreven en uitgegeven. Ze werden geschreven in de toen modieuze galante stijl waar ook Haydn in uitblonk en zijn vierdelig in opzet. De eerste beweging is in de regel een snelle beweging in sonatevorm die wordt gevolgd door een Andante, waarin de eigen stem van Leemans het meest tot zijn recht komt. Een menuet en een presto-finale ronden de symfonie af.
In 1766 publiceerde Leemans zijn negende symfonie. Deze bezit een meeslepende trage beweging waaruit een innerlijke religieuze bewogenheid spreekt die doet denken aan Haydns negenenveertigste symfonie van nauwelijks twee jaar later. Deze symfonie kreeg zelfs als bijnam ‘La Passione’ omdat ze associaties opriep met het lijden en de dood van Christus.
De symfonie ‘La Passione’ bestaat uitsluitend uit religieus doorleefde mineurdelen waarin de trage beweging van Leemans negende symfonie niet zou misstaan. Dit vormt het uitgangspunt voor het Terra Nova Collective om het werk van deze achttiende-eeuwse Parijse Vlaming te combineren met zijn beroemdere Oostenrijkse tijdgenoot. Het concert wordt beëindigd met het al even diepbewogen Adagio uit Leemans’ vierde symfonie uit 1765 en de finale van de symfonie nummer twaalf uit 1771.
Hébert Leemans, Symfonie nr. 9 (1766)
De 'Negende symfonie' van Hébert Leemans werd in 1766 in Parijs gepubliceerd als de laatste in de reeks ‘Trois symphonies pour deux violons, deux flûtes ou hautbois, deux cors, alto et basse’. De openingsbeweging, een ontstuimig 'Allegro assai', doorloopt een klassieke sonatestructuur en kenmerkt zich, zoals wel vaker bij Leemans, door een flink uit de kluiten gewassen doorwerking. De vaart en de gedrevenheid in de strijkers wordt uitgebalanceerd door momenten van dialoog tussen strijkers en blazers. Op die manier ontstaat een subtiel en elegant evenwicht.
De trage beweging, het 'Andante', is een meesterlijk staaltje galante sfeerschepping. Leemans’ trage bewegingen zijn vaak onkarakteristiek lang, waarbij de componist uitzonderlijk een eerder religieuze sfeer weet op te toveren. Boven een lopende baslijn in kwartnoten die herinnert aan de smartvolle openingsmaten van Pergolesi’s ‘Stabat Mater’, laat de componist in een duet tussen de eerste een tweede violen een klaagzang aanheffen. Hiermee is meteen de toon voor de hele beweging gezet. Hoewel de zon er in de rest van de beweging wel doorkomt, keert de componist regelmatig terug naar de beginsfeer al is het maar in de verschuivingen tussen de eerste en tweede violen.
De dansbeweging, het menuetto, bestaat uit twee delen. Het eerste menuet is vrolijk en opgewekt en contrasteert met het tweede menuet dat de muziek naar sol-klein voert. De cirkel wordt gesloten door de herneming van het eerste menuet. Het afrondende presto-finale herneemt de ritmische gedrevenheid uit de eerste beweging en brengt de hele symfonie tot een zinderende finale.
Franz Joseph Haydns Symfonie nr. 49 “La Passione” (1768)
Deze sombere en misschien wat tragische symfonie in de wat ongewone toonaard fa-klein is het hoofdwerk van Haydns zogenaamde Sturm und Drang-periode. De term Sturm und Drang in relatie tot Haydns symfonisch werk uit de jaren zestig van de achttiende eeuw, is wat problematisch. Haydn zelf heeft nooit in die termen over zijn werk gesproken. Bovendien kwam de beweging die in de literatuur bekend staat als Sturm und Drang eigenlijk pas goed en wel op gang nadat Haydn deze symfonieën al had geschreven, waardoor enige vergelijking met literaire of zelfs filosofische voorbeelden wat mank loopt. De term Sturm und Drang zal desondanks nog wel een tijdje blijven kleven aan deze werken, hoewel de term op zich onder wetenschappers wat problematisch blijft.
Symfonie nr. 49 uit 1768 kreeg de bijnaam “La Passione”. De vroegste referentie daarnaartoe, kan men aantreffen in een manuscript, het oudste dat van dit werk werd overgeleverd, dat werd neergepend door een student uit Leipzig. Bovenaan de partituur werd de naam van de componist opgetekend, gevolgd door de intussen bekende bijnaam. De overlevering wil namelijk dat Haydn dit werk schreef voor gebruik tijdens de Goede Week, het moment waarop Christenen mediteren over het lijden en de dood van Jezus Christus. Het zou in elk geval het nogal donkere karakter van het werk verklaren.
Haydn schreef het werk in de sonata da chiesastijl. Het werd de laatste symfonie die hij in die stijl schreef en het is ongetwijfeld het knapste in haar soort. De sonata da chiesa wordt bij Haydn bepaald door een traag-snel-traag-snel structuur. Dit houdt in dat de symfonieën van deze soort beginnen met een trage beweging. In het geval van La Passione brengt het ons in de sfeer van verdriet en boeten voor het Christelijk kruis. Deze atmosfeer blijft ondanks alle contrasten en variaties doorleven doorheen de vier bewegingen.
Het openingsadagio is zeer ernstig en aangrijpend. Het openingsmotief bestaat uit vier noten (C-Des-Bes-C). Samen vormen ze een onbestemd chromatisch thema’the dat meteen de toon zet voor het geheel van deze wrange beweging. Welnu, uit deze verzameling van vier noten wist Haydn de hele symfonie op te bouwen, hetgeen in de technische finesses van de symfonische architectuur zeer indrukwekkend is.
Het 'Allegro di molto' is het meer lyrische deel. Het wordt gedomineerd door een melodie met wijde, expressieve intervallen in combinatie met een obsessieve baslijn. Haydn laat de diverse strijkers eenzelfde melodielijn afwisselen en combineren met talrijke echo-effecten, als was het een soort canon. De klankkleur is hierbij vooral afkomstig van de hobo’s die met hun klagend timbre een tragisch accent toevoegen.
Het 'Menuet' is een uiterst treurig stuk dat in haar voorkomen bijzonder lyrisch van aard lijkt. Dit is zeer vreemd, gezien het menuet in essentie een lyrisch dansdeel hoort te zijn. Het menuet is een oase van rust tussen de twee obsessieve snelle bewegingen. Het menuet wordt afgewisseld met een trio dat meer hoopvol van karakter is en dat wordt ingekleurd door accenten van hoge noten in de hoorns.
Het 'Presto' is het kortste deel uit deze symfonie. Het is een uiterst dramatisch deel dat opnieuw wordt ingekleurd door de tragische klank van de hobo. Het deel is monothematisch: het heeft een obsessieve gedachte die in diverse verwerkingen wordt herhaald.
Pieter Van Maldere Ouverture (1768)
Pieter Van Malderes (1729-1768) positie in de Europese muziekgeschiedenis is even uniek als invloedrijk. Zijn symfonische muziek blijkt een synthese van Franse stijlelementen, gecombineerd met Weens-Italiaanse invloeden. Hierdoor neemt Van Maldere een specifieke plaats in voor wat betreft de ontwikkeling van de klassieke symfonie in de achttiende eeuw, waarbij Brussel op muzikaal vlak niet moest onder doen voor de grote centra in de ontwikkeling van de symfonische vorm, en in het bijzonder voor het Mannheim van Johann Stamitz en de zogenaamde Mannheimer Schule. De ontwikkelingen van de Mannheimer Schule en de Parijse symfonie, alsook de inspanningen van Haydn in dienst van de familie Esterhazy zullen vanaf de jaren 1770 resulteren in wat bekend is komen te staan als de ‘klassieke Weense symfonie’ die te vinden is in het oeuvre van Carl Ditters, Johann Baptist Vanhal en Johann Georg Albrechtsberger, maar vooral in het oeuvre van Haydn, Mozart en de vroege Beethoven.
Het symfonisch werk van Van Maldere, bestaande uit drieënveertig overgebleven symfonieën en ouvertures, werd in het kader van deze ontwikkeling tot hiertoe onvoldoende belicht. Zijn symfonieën getuigen van een moderne galante interesse met wijd lopende melodieën in Franse stijl, maar met een strak gevoel voor structuur en tonale planning zoals dat in de Weense klassieke periode het geval zou zijn. Hij schreef symfonieën in drie, maar ook in vier delen. Zijn werken werden uitgegeven in Parijs, Londen, Dublin en Brussel en werden gespeeld over heel Europa. Zo bezit de bibliotheek van Esterhazy alle uitgegeven symfonieën van Van Maldere, aangekocht door Joseph Haydn die dit oeuvre kennelijk in Esterhaza en Eisenstadt liet uitvoeren. Een van zijn symfonieën werd trouwens tot op een zeker moment zelfs verkeerdelijk toegeschreven aan Haydn zelf.
De ouverture die wordt gebracht komt uit een set van Londense uitgaven, verzorgd door John Johnston omstreeks 1768. Het materiaal is gebaseerd op Van Malderen’s beroemde set symfonieën opus 4, zonder twijfel zijn meest populaire werken die zowel in Parijs als in Londen vele malden werden herdrukt. Critici waren onverdeeld gunstig. Johnston verzorgde van elke symfonie afzonderlijk een uitgave als “A select Overture In 8 Parts”.
Zonder twijfel kan Peter Van Maldere beschouwd worden als de voornaamste componist uit de Oostenrijkse Nederlanden uit het midden van de achttiende eeuw. Als geroemd vioolvirtuoos en kapelmeester van prins Karel van Lotharingen, landvoogd der Oostenrijkse Nederlanden, is er deze streken nauwelijks een muzikant te vinden met een hoger profiel.
Prins Karel was de broer van keizer Frans Stephan, de schoonbroer van keizerin Maria Theresia en de oom van keizer Jozef II. Als gevolg van de beperkte politieke macht van de landvoogd, investeerde prins Karel ter compensatie heel wat middelen in de kunsten om op zijn minst de illusie van aristocratische almacht vol te houden. Onder prins Karel floreerden architectuur, schilderkunst en ook muziek in Brussel. Het oeuvre van Van Maldere en deze unieke sociale, culturele en muzikale context bleef tot nog toe opvallend onderbelicht.
Wolfgang Amadeus Mozart, Concerto voor bassetklarinet en orkest K622 (1791)
Ook Mozart (1756-1791) kende het werk van Van Maldere en ontmoette de componist tijdens zijn bezoek aan Brussel als kind. Ook Mozart werd erg beïnvloed door de Mannheimer Schule de ontwikkelingen binnen de zogenaamde ‘Galante Stijl’. Daarom combineren we in dit programma het werk van Van Maldere met dat van Mozart. Het concerto voor bassetklarinet in A, K622 behoort tot Mozarts allerlaatste werken en is kenmerkend voor de volwassen Mozartstijl.
Over de historische context rond Mozarts concerto voor bassetklarinet en orkest K622 werd de laatste decennia al zeer uitgebreid gepubliceerd door onder meer C. Lawson, A. Rice, P. Poulin, P. Weston, N. Schackleton, G. Dazely, J. Kratochvil, D. Etteridge en Harald Strebel.
De grote lijnen van de ontstaansgeschiedenis kan men als volgt samenvatten. Tijdens zijn Weense periode bouwt Mozart een vriendschap uit met de klarinettist Anton Stadler (1753-1812). Deze vriendschap resulteerde in prachtig repertoire. Er werd in de achttiende eeuw veel muziek voor klarinet gecomponeerd maar niemand begreep het instrument zo goed als Mozart. Bijna 250 jaar later kunnen we nog steeds stellen dat deze weergaloze werken behoren tot de knapste die ooit voor het instrument werden gecomponeerd.
De bassetklarinet
Binnen deze context moeten we ook Theodor Lotz (1747-1792) vermelden, de instrumentenbouwer aan het Weense hof. Ook tussen Lotz en Stadler ontstond een synergie van die doet denken aan de synergie tussen Mozart en pianobouwer Stein. Bouwer en musicus ontwikkelde samen het instrument en gaan op zoek naar nieuwe horizonten. Deze samenwerking leidde 1788 tot een geheel nieuwe klarinet die later “bassetklarinet” zou worden genoemd. Ondanks het feit dat Mozarts originele handschrift en het originele instrument verloren zijn gegaan, kunnen we vandaag beschikken over moderne replica’s. Deze hebben we onder meer te danken aan Eric Hoeprich, die in 1994 een replica van een bassetklarinet bouwde gebaseerd op een ets uit een krantenartikel waar een concert van Stadler werd aangekondigd. Op deze ets uit 1794 die in Riga werd teruggevonden, is de kenmerkende vorm van de bassetklarinet met zijn speciale bol aan de onderkant, duidelijk te herkennen.
Een bassetklarinet is een klarinet met een extensie, d.w.z. dat het bereik twee volledige tonen dieper is dan bij een normale klarinet. Door dit iets grotere bereik krijgt de componist ruimte om in de solopartij een heel andere stemvoering te componeren. Hierdoor ontstaat er in de partituur een natuurlijke dialoog tussen de hoge en een lage stem. De bassetklarinet kan op zijn eentje als het ware een gezongen dialoog nabootsen, zoals die door een vrouw en mannenstem zou worden gezongen. Opera is nooit ver weg in de late muziek van Mozart. Mozarts melodielijnen blijken binnen zijn instrumentale muziek doordrongen van lyriek.