Zonder woorden
Een column van François Joubert-Caillet
Terwijl ik me rotstudeerde op de contrabas, bracht mijn moeder de viola da gamba ons huis binnen. En wat doe je met een rondslingerend instrument ? Je neemt het vast en leert het omarmen. Het was pas na enkele jaren dat ik besefte dat het ook mijn instrument geworden was. Eentje dat prachtig mooi kan zingen en heerlijk laag kan brommen. Dat iemand kan begeleiden, of zelf de leiding kan nemen. Waar ik akkoorden op kan spelen, zoals een gitaar, of gewoon een enkele prachtige noot kan aanhouden. Met hopen muziek om uit te kiezen, van de barok tot nu. En het is dan nog eens een stuk kleiner dan een contrabas, zeker ook niet onhandig als reizende muzikant. Van je hobby je beroep maken, of hoe noemen ze dat?
Vanaf dat moment is ook de muziek van Marin Marais in mijn leven geslopen. Dankzij mijn moeder slingerden zijn partituren rond in huis. En in het conservatorium verdiepte ik me maar al te graag in de Franse school: Monsieur de Sainte-Colombe, Antoine Forqueray en uiteraard Marin Marais. En ook al was Sainte-Colombe de aanstoker van de Franse school, toch was Marais de grootste uit het rijtje.
Hij liet niet veel woorden na, maar zijn volledige nalatenschap ligt in de muziek die overleeft. Hij zou zelf naar verluidt gezegd hebben dat het voldoende was om zijn vijf boeken met gambamuziek te doorploegen om de Franse school te begrijpen. Dat kan ik me voorstellen. Er zit een enorme verscheidenheid in die ruim zeshonderd werken. In zijn ‘Vierde boek’ bijvoorbeeld zie je duidelijk het onderscheid tussen “makkelijkere” pedagogische stukken en ongezien monumentaal nieuwe probeersels. Tussen zijn triostukken pronkten daarbij nog eens werken als de ‘Badinage’, ‘Labyrinthe’ of ‘Suite d’un gout etranger’, met zijn ongelofelijke tonaliteiten. Ongezien in die periode. Hij had een visie. En dat maakt hem zonder twijfel de ster van de hele school. Zeker omdat hij meer was dan enkel een gambist: hij schreef opera’s, motetten, en was een ster aan het hof van Lodewijk XIV.
Tien jaar geleden maakten we de beslissing om met L’Achéron de vijf viola da gamba-boeken van Marin Marais op te nemen. Ik kende zijn muziek wel, maar zeker niet alles. Het werd een diepgravende ontdekkingstocht, langs ongekende parels. Je kruipt tijdens het hele opnameproces – van repetitie over opname tot het editten – zo diep in de muziek, dat die als het ware in je vezels wordt opgenomen. Je ziet vanop de eerste rij hoe zijn manier van schrijven evolueert. Ik heb nu pas het gevoel dat ik hem volledig kan doorgronden: hoe hij fraseert, hoe hij moduleert, hoe hij het instrument als geheel gebruikt. Het voelt voor mij nu pas echt aan. Niet zomaar noten op een papier, maar een lange muziekles zonder dat er ook maar één woord aan te pas kwam. Net zoals vroeger, wellicht.
Misschien moeten de woorden hier stoppen. Richt de blik maar naar het podium, naar dat fascinerend mooie instrument, en de nog prachtigere klanken die Marin Marais voor je verzamelde. Ze zijn de moeite waard om te ontdekken, te doorgronden, in je vezels te laten opnemen.
François Joubert-Caillet is gambist en muzikaal leider van L’Achéron. Hij schreef zijn column bij dit concert op vraag van Muziekcentrum De Bijloke